West Highland Way vs Great Glen Way review: welke moet je doen?

Onze voorbije vakanties wandelden we twee van de grote Schotse wandelwegen. Welke was de leukste, wat zijn de voor- en nadelen en welke moet je zeker doen?

Edinburgh
Edinburgh Castle in het (bijna) laatste zonlicht. #nofilter

Het begon, voor ons, ongeveer drie jaar geleden. We waren met vrienden op reis in de Elzas en dachten bij onszelf dat zo’n wandelvakantie wel iets voor ons kon zijn. “En waarom niet in Schotland?” vroeg ik aan Cynthia. Anglofiel als we zijn, was ze het daar meteen mee eens. Aangezien ze niet lang daarna een stageplek wist te bemachtigen in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, moesten we onze plannen een jaartje uitstellen.

Toen we, twee jaar geleden, besloten dat het er nu wel het moment voor was, stootten we op een nieuw obstakel: de West Highland Way (WHW) bleek ‘volgeboekt’ voor de periode die we in gedachten hadden – mei en juni. We hadden net iets te lang gewacht met boeken; de reisorganisatie die we hadden gecontacteerd, stelde voor om onze reis te verleggen naar de Great Glen Way (GGW). Over die reis vind je meer hier, hier, hier en hier.

Opnieuw geen WHW dus, maar uitstel was geen afstel. Dit jaar namen we onze voorzorgen: we vroegen ruim op tijd onze vakantie aan bij onze werkgever (of ik toch, aangezien ze bij Cynthia een collectieve sluiting hanteren) en we repten ons naar de website van onze gekozen reisorganisatie.

Aangezien ik al enkele keren de vraag kreeg wat ik zeker (niet) kan aanraden, schreef ik mijn gedachten neer over beide vakanties. Hopelijk weet je aan het einde van dit artikel welke wandelweg jij wilt doen, en welke flaters je kan vermijden.

lange weg
The road goes ever on and on, Down from the door where it began. Now far ahead the Road has gone, And I must follow, if I can. (WHW)

Hillwalk Tours

Aangezien we bij onze eerste reis naar Schotland, twee jaar geleden dus, niet wisten waar we aan begonnen, zochten we raad bij een reisorganisatie. Een korte Google-zoekopdracht bracht me bij de eerste de beste link naar Hillwalk Tours. Het was de eerste keer dat ik zou vertrouwen op een reisorganisatie, aangezien ik meestal alles zelf plan – kostenefficiënt zo hou ik mezelf voor. Toeval of niet, maar zo kwam ik terecht bij wat wel eens de grootste organisatie voor de Highlands kan zijn. Zowel rond Inverness als op de WHW kwamen we dagelijks trosjes wandelaars tegen die ook hadden gekozen voor deze oplossing.

Hun product is dan ook even handig als luxueus: je boekt een wandeling, je kiest hoeveel dagen je onderweg wilt zijn, hoe moeilijk het mag zijn (rustig, gemiddeld of uitdagend) en zij doen de rest. Ze boeken bed ‘n’ breakfasts, regelen vervoer van en naar de wandeling waar nodig en ze boeken je bagagevervoer zodat je die onderweg niet zelf moet meesleuren. Voor de luxepaardjes die we na onze studententijd zijn geworden, bleek het de ideale oplossing: Cynthia kampeert niet graag en ik ben gesteld op zowel een deftig bed als hygiënisch sanitair. De eerste keer dat je terechtkomt op de website van Hillwalk ziet het er wat louche uit, maar je mag gerust zijn: je bent in goede handen.

De beste periode

Het is op voorhand belangrijk om even na te denken over wanneer je juist richting Highlands trekt. Terwijl het ongetwijfeld heel gezellig en avontuurlijk is om je weg te verliezen in de winterse sneeuwbuien en mistbanken, kiest de normale mens voor een trip tussen april en oktober. Wil je jezelf baseren op de weersomstandigheden, dan is mei (volgens walkinginscotland) de beste keuze aangezien het weer doorgaans redelijk stabiel is en het de meest regenvrije maand is in Schotland. Het is daarom ook de populairste maand voor doorwinterde wandelaars.

Stoeltjeslift
Goed weer in Schotland: beetje zon, wat mist, ijzige wind. Maar (voor ons) geen regen. (Stoeltjeslift aan het Glencoe Mountain Resort, WHW)

Wij wandelden de GGW eind mei-begin juni en hadden last van regen noch druk toerisme. Vaak kwamen we op een hele dag slechts een handvol mensen tegen, wat zorgde voor een rustgevende stilte en mooie foto’s zonder Amerikanen, Nederlanders of Duitsers. Op onze hele trip viel er ook maar een klein uurtje regen – net toen we in een gezellige pub zaten.

De WHW deden we aan in juli. Terwijl de echte wandelaar kiest voor mei, kiest elke echte toerist en zijn kat voor juli en augustus. Nederlanders die vuile moppen vertellen, Amerikanen die monotoon hun zagerige leventjes overlopen en over hun draagbare luidsprekers constant AC/DC en de Red Hot Chili Peppers laten loeien, en Duitsers die overal een competitie van moeten maken. Ook nu viel het weer heel goed mee: slechts een paar druppels regen, en het overige water was afkomstig van de mist waarin we liepen. Juni-september is daarenboven midge-seizoen: kleine zandkorrelachtige muggen die je aanvallen met duizenden tegelijk. Eén beet jeukt niet, maar honderden tegelijk wel.

Punt voor de GGW, voornamelijk vanwege de rust en stilte die we er vonden. (0-1)

Bereikbaarheid

Wie vertrekt vanuit Belgenland en niet gediend is van een kleine (zelf te organiseren) expeditie, kan er maar beter niet aan beginnen. Niet dat het uiteindelijk zo’n huzarenstukje is om in de Highlands te geraken, maar beeld je eens in dat je je jezelf als buitenlander in België een weg moet banen tussen het kluwen aan vervoersmaatschappijen en hun verschillende tickets en betaalmethoden… Het lijkt veel wanneer je moet beginnen plannen, maar wie een halfuurtje volhoudt, heeft al snel zijn vervoer geregeld.

sdr
Reizen in (Harry Potter-)stijl. (Fort William naar Mallaig)

Voor de GGW mag je een reis van goed vijf uur rekenen. Met de trein vanuit Edinburgh naar Inverness, waar je vervolgens een bus neemt tot het dorpje waar je begint – voor ons was dat het prachtige Fort Augustus, een dorpje aan de zuidelijkste rand van Loch Ness. Doe je de ganse wandelweg, dan neem je een trein naar Glasgow Queen Street, van waaruit je per trein verder reist naar het gezellige Fort William, het beginpunt voor de GGW en het eindpunt van de WHW.

Voor de WHW ben je iets minder lang op weg. Je neemt ook hier de trein naar Glasgow QS, waar je een landelijke trein neemt naar jouw begindorp. In ons geval was dat Tyndrum. Bereid je voor op een wauw-moment wanneer je daar van de trein stapt en het perron verlaat: je komt meteen terecht in een feeëriek berglandschap dat niet moet onderdoen voor de pracht en praal van Loch Ness.

Punt voor de WHW aangezien je niet van het station naar een bushalte (slechts een halve kilometer verderop, maar stresserend op zich om in 20 minuten ook nog de juiste bus te vinden) moet hossen. Je neemt twee treinen en je bent er. (1-1)

Drukte

Aangezien we in verschillende periodes gingen, valt dit punt moeilijker te vergelijken. Qua drukte kan de WHW echter nooit op tegen de GGW. Niet alleen is de WHW commerciëler en toeristischer, je loopt ook grote stukken van de weg langs (of toch in de buurt van) drukke wegen. De autostroom is als een constant gezoem achterin je hoofd aanwezig, waardoor je maar zelden dezelfde disconnectie voelt als bij de GGW. Bovendien heb je op de WHW soms het gevoel dat je op stap bent met een heuse groepsreis, aangezien je elke dag zowat dezelfde (vele) groepen tegenkomt.

De GGW loopt daarentegen ver weg van de drukke wegen, doorheen bossen en over bergtoppen. Bovendien kwamen we doorgaans vijf mensen per dag tegen. Daar heeft de rustigere periode uiteraard mee te maken, maar het ‘we zijn weg van de samenleving’-gevoel is hier veel sterker. Wel vertrek je steeds (en kom je aan) in dorpjes. In de zomermaanden kan dit al wat drukker zijn, terwijl je op de WHW soms overnacht in een klein hotelletje in the middle of nowhere. Maar: die andere hordes toeristen moet je er opnieuw bijnemen.

Punt voor de GGW vanwege de autoluwe wegen. (1-2)

Accomodatie

Wat zou jij doen als je ten volle beseft dat je een B&B of hotelletje uitbaat langsheen een van de populairste wandelwegen in Europa – zou je voor jezelf de lat op het allerhoogste niveau leggen, of zou je hier en daar toch net iets minder moeite doen want, laat ons eerlijk zijn, die toeristen komen toch wel?

Het verschil tussen de WHW en de GGW op vlak van accommodatie ligt in de details. Waar je ook gaat is alles proper, verzorgd en het eten is lekker. Je merkt evenwel dat de GGW nog net wat meer werk heeft om zijn populariteit op te krikken, waardoor alle B&B-eigenaren net iets meer hun best lijken te doen. Je ziet ze meer – zonder dat je denkt ‘verdorie, lot me gerust’ – en ze nemen net iets meer moeite om het je helemaal naar wens te maken. In Tyndrum (WHW) bevonden de gasten zich bijvoorbeeld in een bijgebouw en zagen we onze gastvrouw en -heer slechts tweemaal: bij aankomst en bij het ontbijt. In Invermoriston (GGW) spraken we met onze gastvrouw ruim een uur over alles en niets en leerden we hun levensverhaal kennen.

Hotel Bridge of Orchy
Ons hotel in de middle of nowhere. (In werkelijkheid nabij Bridge of Orchy, WHW)

Bovendien liggen de prijzen op de WHW net iets hoger. Als je een packed lunch wilt meenemen voor op de middag, betaal je vaak twee à drie pond meer. Het eten is eveneens net iets duurder, terwijl de prijs van drank op de echt drukke plekken aanleunt tegen die in Edinburgh, wat toch niet goedkoop is.

Punt voor de GGW omdat ze hier net iets meer interesse lijken te tonen in hun gasten. Let wel: het gaat dan tussen grote onderscheiding en grootste onderscheiding; je zal je nergens ongewenst voelen. (1-3)

Fort Augustus service club
Overnacht eens in een kasteel – als je het kan en wilt betalen. (Fort Augustus)

Natuur

Schotland blijft Schotland en of je nu de WHW of de GGW bewandelt, waar je ook komt, zal je prachtige landschappen, majestueuze bergen en zuivere riviertjes tegenkomen. In mijn tijd bij Kazou, de jongerenorganisatie van CM, spraken we regelmatig over ‘kristalmomentjes’: even stilstaan bij de dingen, zoals het gevoel dat je naast zo’n bergwand eigenlijk niet veel voorstelt.

Ons eerste ‘wauw’-moment kwam er op de GGW toen we bovenaan het sluizenstelsel stonden in Fort Augustus, aan de voet van Loch Ness. We zagen het Caledonian Canal overgaan in het meer, onder een stralende ondergaande zon, en we wisten dat we de komende dagen nog meer van dat moois konden verwachten. Het tweede moment kwam de volgende dag, toen we na een goeie beklimming boven de boomgrens uit stegen en we ons omdraaiden naar de vallei. Het is een beeld dat me altijd zal bijblijven, mede dankzij onze vele foto’s.

Fort Augustus boven
Deze foto doet het beeld geen recht aan. (GGW)

Eerlijk is eerlijk, dit soort kristalmomentjes krijg je net iets meer voorgeschoteld op de WHW. Meteen wanneer je het stationsperron verlaat in Tyndrum (dat is althans waar wij begonnen), kom je oog in oog te staan met een van de meest fantastische uitzichten die ik ooit zal zien. Die berg, badend in zonlicht tussen bergen aan weerszijden. Zalig. Dergelijke aanzichten kom je overal op de weg tegen, meer dan bij de WHW. Het grote nadeel van zoveel pracht: na verloop van tijd word je het gewoon; tegen het einde van de reis – toen we de Harry Potter-trein namen richting Mallaig las ik een boek in plaats van door het raam te turen. Been there, seen that. Maar als dat je grootste probleem is…

Mijn gevoel geeft het voordeel aan de WHW, maar omdat ik niet wil kiezen tussen prachtig en prachtig, is het een punt voor beiden. (2-4)

Tyndrum
Het allereerste uitzicht als je het perron verlaat. (Tyndrum, WHW)

Kastelen en ruïnes

Voor kasteel- en ruïnelievende mensen zoals wij is het een absoluut pluspunt als er langsheen de wandelweg wat te bekijken valt, zoals een mooie ruïne of een tof kasteel. De WHW hinkt hier wat achterop: de enige ruïnes die je hier tegenkomt, zijn die van Tigh-na-sleubhaich nabij Kinlochleven. Het zijn oude huisjes, cottages, waar lokale veehouders nog niet zo heel lang geleden hun dagelijkse sleur doorbrachten. Heel veel kan je hier niet zien, buiten dat het op een mooie dag een perfecte locatie zou zijn voor een buitenverblijfje. Of toch als je beschikt over een fiets of, nog beter, een privé-helikopter – tenzij je het leuk vindt om elke dag die vervloekte Devil’s Staircase op en af te hossen telkens je merkt dat je nog wat melk of suiker nodig hebt in een nabijgelegen superetje.

Urquhart Castle
Onze eigenste stockphoto. (Urquhart Castle, GGW)

De GGW is op dit vlak beter bedeeld. Eén van de eerste dagen langs Loch Ness kom je Urquhart Castle tegen (spreek uit als /eurkart/): een kasteel dat dubbel dienst doet als ruïne! Feest! Je betaalt een toegangsprijs (ongeveer 10 euro per persoon), maar het is het zeker waard. Je loopt er algauw enkele uren rond, ondanks de beperkte oppervlakte van de site. Je krijgt bij elk deel van de ruïne voldoende uitleg over de verschillende stadia die het kasteel doorliep doorheen de geschiedenis, en je hebt natuurlijk de kans om je eigen stock-waardige foto’s te maken zoals er al duizenden bestaan. Zoek het maar eens op: wanneer je googlet naar ‘Loch Ness’ zal je Urquhart en zijn vele facetten meermaals zien passeren. Absoluut de moeite waard om een omleiding van 5 kilometer te wandelen op wat sowieso al een zware wandeldag is.

Punt voor de GGW. (3-5)

Ruins
Een ‘ruïne’ langs de West Highland Way.

Prijzen

Op het gebied van prijs is het onderscheid klein. Bovenal omdat het er altijd van afhangt wat je juist wilt gaan doen en hoe lang je onderweg wilt zijn. Elke extra dag (of nacht) kost je uiteraard een toegevoegd bedrag. De GGW kost, ondanks zijn (ieniemieniepietsie) minder toeristische karakter gemiddeld 50 euro goedkoper – via de reisorganisatie die wij gebruikten. De prijzen van eten, drank en lunchpakketten liggen langsheen de WHW dan weer hoger. Zo kom je heel snel uit op een gelijke prijs.

Voor de prijzen die je betaalt rond Loch Ness krijg je evenwel meer gastvrijheid, meer vriendelijke mensen, meer rust én de mogelijkheid om te zeggen dat je Nessie hebt gespot. Zelfs al is dat dan een klein leugentje om bestwil.

De prijzen voor de wandelpakketten vallen eigenlijk nog mee – je moet ook helemaal niets zelf regelen – maar uiteraard komen daar altijd randzaken bij kijken. Je moet natuurlijk tot aan het begin van je wandeling geraken: vliegtickets, trein- en/of bustickets, eventueel een overnachting in Edinburgh,… De kosten lopen snel op.

Gelijkspel voor gelijkaardige prijzen. “Voor de goeie koop moet je niet op verlof gaan” – Jens. (3-5)

Eetgelegenheid

Haggis, cider van het vat, flutjesbier, bier dat lijkt op water, Angus beef burgers en van alles nog eens drie vegetarische varianten… Schotland lijkt niet meteen een paradijs voor de foodie, maar schijn bedriegt. Waar je ook gaat, vind je vele leuke plekken om je te laten verrassen door traditionele Schotse gerechten, zowel in klassieke als moderne uitvoering. Of je nu gaat voor een lekker stukje orgaanvlees of voor een andere lokale delicatesse, afvallen zal je niet snel doen, ondanks de calorieën die je dagelijks verbrandt.

haggis
Haggis, neeps & tatties: ziet er niet uit, maar is toch overheerlijk. (In dit geval afkomstig uit een pub in Fort Augustus, GGW)

De kwaliteit van het eten verschilt niet langsheen de WHW of de GGW. Er is maar één echt verschil: als je ‘s avonds je wandeling hebt voltooid voor de GGW, is er beduidend minder keuze waar je kan gaan eten. Zelfs in Fort Augustus, een dorpje dat dagelijks toeristen ontvangt dankzij geleide bustours door het Hoogland, vind je maar twee pubs. Op andere plekken kan je alleen eten in het plaatselijke hotel. Hou er rekening mee dat B&B-eigenaars eigenlijk nooit een diner voorzien en dat je soms zelfs op voorhand moet reserveren in de plaatselijke restaurants. Langs de WHW heb je daar, opnieuw vanwege de grotere nadruk op toerisme, veel minder last van.

Punt voor de WHW vanwege de keuzemogelijkheden – zelfs in boerengat Tyndrum waren drie à vier mogelijkheden; een aantal dat je langs de GGW haast nergens vindt. (4-5)

Wandelweg

Van een kennis kregen we voor ons vertrek naar de GGW te horen dat de WHW toch wel iets uitdagender is. Geen probleem voor ons, aangezien het toen voor mij al bijna tien jaar geleden was dat ik nog eens een wandelvakantie had gedaan. Voor Cynthia was het zelfs de eerste keer. Bovendien zei hij dat de GGW voor hem qua schoonheid toch net iets mooier was. De aanwezigheid van Loch Ness zit daar natuurlijk voor een groot stuk tussen, maar ook de afwisseling in de wandelwegen speelt mee.

De GGW varieert meer tussen open velden en heidelandschappen, en bosomgevingen en bergwanden. Als je vertrekt op een wandeldag van de WHW, weet je al snel welk vlees je in de kuip hebt voor die dag: wat je de eerste 30 minuten ziet, zie je waarschijnlijk voor de rest van de dag. Het pad was inderdaad uitdagender – voornamelijk omdat je veel meer dan op de GGW de hele tijd grindwegen bewandelt, bezaaid met dikke stenen.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat we waarschijnlijk (volgens die kennis dan toch) één van de mooiere plekjes hebben overgeslagen: volgens hem was het uitzicht vanop een bergpad net voor Tyndrum een van de hoogtepunten van zijn reis. En drie keer raden waar wij net begonnen aan onze wandeling…

Tyndrum Cattle Creep Trail
Maar een van de vele pittoreske foto’s die we nu op zak hebben. (WHW)

Kort door de bocht kan je het zo stellen: de uitzichten langs de WHW zijn extremer, je wandelt veel vaker tussen de bergen en op bergpaden, maar langs de GGW is veel meer afwisseling. Een prachtig uitzicht de hele tijd aanhouden, bot je toch wat af naar het einde van de reis. Denk ik eraan terug, ben ik opnieuw onder de indruk, maar na vijf dagen dezelfde (weliswaar indrukkende) beelden, was de ontzagwekking er wat vanaf.

Punten voor beide omdat je altijd onder de indruk zal zijn. Het hangt er gewoon wat vanaf wat je zelf wilt. (5-6)

Eindbestemming

‘Het gaat niet om de eindbestemming, maar om de reis,’ zo beweert althans het gezegde. Natuurlijk is dat waar, zeker in de Schotse bergen, maar als je zoals wij een extra dag doorbrengt op je eindbestemming, dan wens je toch wat randanimatie om je mee bezig te houden.

Inverness is de eindhalte van de GGW. Ze noemen het de ‘hoofdstad van de Highlands’, maar zelfs naar Belgische normen kan je eerder spreken van een groot dorp. Vergelijk het wat met Mortsel: officieel een stad, maar het mist wat grandeur. De winkelstraat is bescheiden en de gebouwen stijgen zelden uit boven drie verdiepingen. Er zijn vele leuke pubs en waarschijnlijk kan je in de omgeving, met wat busgereis, nog leuke dingen bezoeken en mooie uitzichten bewonderen (tip: de Tomatin-distilleerderij is ‘in de buurt’). Wij verkozen onze vermoeide lichamen in bed te leggen – als we niet in een pub zaten te pintelieren uiteraard.

fort william
Een prachtig uitzicht in Fort William (WHW).

Voor de WHW kom je terecht in Fort William. Een gezellig dorpje, opnieuw bescheiden en nog kalmer dan Inverness. Hier kom je ook toeristen tegen die er geraakt zijn per bus en die waarschijnlijk op weg zijn naar Glenfinnan, het viaduct-dorpje waar de ‘Harry Potter-trein’ passeert. Als volleerde Potterheads hadden we tickets gekocht voor deze trein, maar al snel bleek dat een fout: de overige toeristen waren té toeristisch en lieten elk menselijk fatsoen varen voor die ene perfecte foto, half uit het raam hangend van de trein. Nee, dan hadden de toeristen op de heuvelwand het beter bekeken: de trein zien passeren was ongetwijfeld veel interessanter dan er zelf op te zitten. Heb je niet gewandeld de dagen voordien, dan zal de trein nog wel leuk zijn, aangezien je (kleine) deeltjes van de mooie natuurlandschappen te zien krijgt, maar voor ons was het de moeite niet. En Mallaig, de eindbestemming van de trein, was een grote sof. Overspoeld met toeristen, al dan niet afkomstig van een cruiseschip. Wij zochten onze toevlucht tot een verlaten tweedehandsboekenwinkeltje en hielden ons koest.

Geen punten voor beide voor de attracties, want ofwel is er niks te doen, ofwel is het een tourist trap. Maar je doet natuurlijk je eigen goesting. Voor de atmosfeer en gezelligheid van de stadjes krijgen ze wel elk een punt. (6-7)

Inverness
De eindhalte van de Great Glen Way, Inverness.

Conclusie

Ik ben al te uitgebreid doorgegaan, mijn conclusie hou ik kort. Beide wandelwegen zijn flink de moeite om ooit eens te doen. Bij de WHW hadden we de pech dat we in het toeristische hoogseizoen gingen, maar evengoed zijn er mensen die dat wel leuk vinden (ik weet niet wie ze zijn, maar goed). Als ik de punten optel, dan eindig ik op een nipte 6-7-overwinning voor de Great Glen Way. Het was onze eerste keer in Schotland en dat is ons zo goed bevallen dat ik me moeilijk kan inbeelden dat we ooit iets leuker zullen doen. PR-bureau’s mogen mij vanaf nu uitnodigen om het tegendeel te bewijzen. Dank! (En bedankt om dit veel te lange stuk te doorploeteren.)

Het WK ten huize De Wit-Buts

“Het lijkt of mijn wederhelft alle gevoel voor decorum is verloren bij de start van het WK. Ik prijs me gelukkig dat hij nog net niet aan zijn ballen krabt in mijn bijzijn.”

night television tv video
Photo by Tookapic on Pexels.com

Ik steek de sleutel in het sleutelgat en draai m’n pols een kwartslag. Dit keer kom ik niet als eerste thuis. Ik stap de living binnen en word meteen een indringende geur van kaaschips en zwaar bier gewaar. De enige die me begroet, is de kat, kronkelend en miauwend langs en tussen m’n benen. Wat verderop zie ik hem liggen, de man die ik gekozen heb om de rest van mijn leven mee te delen. Hij ligt in de zetel in een marcelleke en een versleten short. In zijn ene hand heeft hij een glas donker bier vast, de andere maakt een soort repetitieve robotachtige beweging tussen zijn mond en de zak chips. (Maakte ik de vergelijking met Onslow van Keeping up appearances al?)

Ik besluit dat ik het erop zal wagen en wandel langzaam in zijn richting. Terwijl ik mijn tas achterlaat aan de rug van mijn stoel, zie ik dat hij net hetzelfde deed toen hij thuiskwam – zijn kleren, schoenen en tas draperen onze groene fauteuil.

De kat loopt me voor. Ze lijkt wat in de war en wil me duidelijk maken dat een van haar baasjes zich abnormaal gedraagt. Ik til ze op en krijg meteen kopjes. Ondertussen roept het andere dier van het gezin enkele dingen naar de tv. (Ik wil het deftig houden, ik ga ze hier niet herhalen.)

Toen hij vanochtend tegen me zei: ‘Vandaag begin ik vroeger, dan ben ik sneller thuis om naar de voetbal te kijken’, besefte ik nog niet dat ik dit tafereel zou aantreffen. Het lijkt of mijn wederhelft alle gevoel voor decorum is verloren bij de start van het WK. Ik prijs me gelukkig dat hij nog net niet aan zijn ballen krabt in mijn bijzijn. (Na vijf jaar mag er toch nog iets van een illusie van perfectie blijven bestaan, vind ik.)

Ik probeer een gesprek aan te knopen. ‘En hoe was het vandaag op het werk?’ Ik besef dat ik met de deur in huis moet vallen en sla de ‘Dag lieverd’, de kus en de lach even over. Ik moet mijn pijlen richten op een paar vragen; meer zal ik toch niet uit Jens krijgen. Er komt weinig reactie. Heel even kijkt hij mijn richting uit. Ik zie in zijn ogen dat hij me nog niet heeft geregistreerd. Ik ben slechts een schim, een irritant vliegje dat in zijn oog vloog tijdens het fietsen en aan de zijkant blijft kleven. Na enkele seconden komt er reactie: ‘Ah, je bent al thuis. Ik kijk nog efkes naar de voetbal.’

Al snel besluit ik dat meer conversatie of interactie te veel gevraagd zal zijn. Ik trek me daarom terug in de keuken, mijn heiligdom en oase van rust, ver weg van het beeldscherm der verderf. De televisie zal niet de mijne zijn vanavond. Ik moet me erbij neerleggen. Ik tel af naar 15 juli, de laatste dag der marteling. Weet je, ik prijs me gewoon gelukkig dat er dit jaar op mijn verjaardag geen enkele voetbalmatch zal plaatsvinden. Hopelijk is de man van mijn leven tegen dan terug op de bewoonde wereld neergedaald.

(Een goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Oordeel dus vooral zelf of deze tekst naar waarheid geschreven is.)

Vergeef me, ik ben een ‘voetbalkenner’

Ik beken: ik ben een voetbalkenner. Of ik doe me toch zo voor. Het spijt me. Ik verontschuldig me bij deze voor de komende vier weken van doordrammen, prognoses, pronostieken en semi-intellectuele analyses.

grass sport game match
Photo by Pixabay on Pexels.com

Eindelijk! Eindelijk zijn ze daar weer: de Messis, Iniestas, Nainggolans (oeps) van deze wereld nemen het opnieuw tegen elkaar op. De Neymar Jr.’s, Pogbas, Dembélés (er zijn er twee!) en Hazards (ook twee stuks!) vechten een maand lang uit wie zich de opperbinken mogen noemen van de wereldsport n°1. Koning voetbal is eindelijk terug om zijn koninkrijk weer op te eisen. Het waren twee lange jaren, maar de zonneschijn komt eindelijk na de regen.

Sta me toe om deze gelegenheid meteen ook aan te grijpen om mijn welgemeende excuses aan te bieden. Vergeef me, want ik ben een voetbalkenner. Een patser die te pas en te onpas zijn kennis over the beautiful game bovenhaalt. En dat niet ter bevordering van de groepssfeer of wereldvrede, maar simpelweg om te tonen dat ik er iets van kén. Ongevraagd zal ik de komende vier weken mijn analyses bovenhalen, luid spreken over ‘die valse nummer 9’, zonder dat het iets met het karakter van die speler te maken heeft.

Ik zal het hebben over ‘goh, die nummer 10 komt beter tot zijn recht op de 6’ en ‘ze zouden hem beter uitspelen als een target man in plaats van als diepliggende aanvaller’. Op de middag zal ik mijn collega’s vertellen dat er meer in zat voor de Belgen als ze koning Radja hadden meegebracht ‘want dat is een stormram waarmee je een verdediging kan ontwrichten’. Voor dat alles: mijn welgemeende excuses.

Het zit namelijk zo: ik speel voetbalgames. Fifa en Football Manager. En als ik de communities en fandoms hierrond mag geloven, zijn wij beter dan wie ook geschikt om onze mening te verkondigen. Weten wij beter dan alle analisten wie goed is en wie niet, wie wereldkampioen zal worden en waarom het sop de kolen (niet) waard is. Het geeft ons het recht om andere meningen de grond in te boren, of ze af te doen als ‘het gespui van een niet-ingewijde’.

Daarnaast excuseer ik me alvast bij mijn huisgenoten. Bij de kat die de komende maand een kwart minder aandacht zal krijgen – de overige 75% komt toch van Cynthia – en bij mijn partner, die de komende weken meer zal fungeren als kokkin, maar dat wel doet op haar eigen voorstel.

Ten slotte excuseer ik mij, nogmaals, welgemeend. Ik zal mijn best doen mijn gezwets te beperken tot een halfuurtje per middagpauze, en een uurtje ‘s avonds, thuis. In ruil vraag ik een groot scherm om de wedstrijden van de dag te volgen, overal waar ik kom. Zet mij voor een scherm en ik zal zwijgen en braaf zijn. Deal? Deal.

Wat als de Avengers Belgen waren?

Avengers: Infinity War: het sluitstuk van een filmfranchise die tien jaar overspant, en 18 films afsluit. We hebben er lang op gewacht, de wereld staat even stil. In volle Avengers-gekte maak ik de vertaalslag naar België: wie zouden onze superhelden (kunnen) zijn?

Screen Shot 2018-05-03 at 15.19.54

Als we de helden krijgen die we verdienen, dan hebben ze in de Verenigde Staten ooit een goede daad verricht om ‘u’ tegen te zeggen. Kan iemand zich nog herinneren wat dat was? En zeg nu niet de Tweede Wereldoorlog winnen, hé! Toegegeven, het land, en dan vooral New York, wordt niet veel beter van al die verschillende superhelden – de Grote Appel wordt in het ‘Marvel Cinematic Universe’ regelmatig in puin gelegd. Maar laat ons de oefening eens maken voor ons land. Als we de helden krijgen die we verdienen, wie zouden dan de Belgische Avengers zijn?

Captain America

De enige echte leider van de Avengers is Captain America. Hij belichaamt de Amerikaanse geest en Droom: tot het uiterste gaan om succes te behalen, opkomen voor wat goed is en de kleine man beschermen. Een echte patriot en iemand die als geen ander de eer verdient om rond te lopen in een kostuum met ‘s lands vlag op geschilderd. Semper fi.

In ons kleine Belgenland zijn de echte patriotten echter dun gezaaid. Wie durft er zich vandaag de dag nog écht, gemeend uitspreken over een België als ultieme doel, het hoogste goed? Wie vind je tegenwoordig nog terug die niet minstens één keer per week zegt ‘goh, zo’n splitsing, misschien…’? Als er één naam is die dan alsnog naar boven komt, dan is het wel die van King Kompany. Vince The Prince.

Onze man van glas belichaamt als geen andere ‘België’: verdraagzaamheid, teamgeest, één voor allen en allen voor onze bankrekening. De man is slim, doordacht en een echte filantroop. Net voor de jaarwisseling behaalde hij zijn diploma aan de prestigieuze Manchester Business School en in het verleden richtte hij een voetbalclub op – BX Brussels – die jongeren die het moeilijk hebben kansen moet bieden. Hij is een echte leidersfiguur en niemand kan op tegen zijn voortrekkersrol. Telkens hij geblesseerd is, vindt hij het woord ‘verbetenheid’ opnieuw uit. En op het veld is er niemand die graag tegenover Kapitein Kompany staat.

Zo fantastisch als hij is, heeft hij – net als zijn Amerikaanse tegenhanger – ook zijn mindere kantjes. Maak hem bijvoorbeeld maar eens duidelijk dat hij het niet bij het rechte eind heeft. Dan zal hij alsnog zijn wil doorduwen. Daarnaast heeft hij ook al eens plannen die niet altijd goed aflopen. Zoals de Captain het een goed idee vond om het op te nemen tegen zowel de Amerikaanse als de Europese legers in opstand tegen de ‘Sokovia Accords’, zo vond de Kapitein het een goed idee om een keten van sportbars op te richten, waar je een arm kwijt was aan een biertje. Hoe lang heeft hij het volgehouden? Het leverde hem een verlies op van 2,4 miljoen euro.

Iron Man

De rol van Playboy/Miljardair die dweept met zijn dure speeltjes is snel ingevuld. Tony Stark, de Iron Man die evolueert van wapenhandelaar naar man-in-een-ijzeren-jurk-die-de-wereld-wil-redden, wordt zonder twijfel naar huis gebabbeld door onze Belgische variant: Marc Coucke. Onze Marc is een even gedurfd ondernemer, strooit eveneens hele en halve wijsheden in het rond, is flamboyant en mediageil zonder evenknie, en oh god de speeltjes! Toegegeven, een flitsende auto of Anderlechtse voetbalclub is nog niet helemaal hetzelfde als een rondvliegend, raketafschietend pak, maar geef toe: àls Lukasz Teodorczyk op dreef is, durft hij ook wel eens een raketje af te vuren (en Stark is ook af en toe lui en mist ook al wel eens een open kans, nietwaar?).

Op het gebied van karakterontwikkeling zijn er eveneens enkele parallellen te trekken: Tony verkoopt eerst wapens, ontdekt dan zichzelf en keert zijn kar. Coucke koopt een clubsje/weireldploegsje, zingt een afschuwelijk lied over coeckenbak, en komt dan (gelukkig) tot inzicht en koopt zich een échte voetbalclub. Wijsheid komt, net als bij Tony, met de jaren. Maak kennis met Iron Marc.

Hulk

In de eerste Avengers-film gaf Bruce Banner, de puny human achter het groene gezicht, zijn geheim prijs. Hij kan heel snel transformeren in de Hulk omdat hij gewoon altijd boos is. En kennen we zo niemand in ons Belgisch landje die ook constant een nukkige vibe uistraalt? Een zeker N-VA-boegbeeld ofzo? Iemand die elke dag zijn gal spuwt op Twitter? Over opkuisen en migranten enzo? Jazeker, Theo Francken is onze Hulk.

Beide figuren zijn opvliegend en kunnen verschroeiend hard uithalen. Hulk gooit iemand zonder pardon uit vliegende vliegtuigen, Theo zet ze erop en smijt ze het land uit. Close enough. Beiden zijn vreemd genoeg erg populair bij hun vele fans. Beiden hebben het moeilijk om een correcte zin te formuleren en beiden beschikken ze over een gelaat waar je even van terugdeinst. Bedankt, Hulk, voor bewezen diensten, maar wij doen het voortaan met franken Theo.

Hawkeye

Hawkeye is een speciaal personage in de wereld der superhelden. Hij beschikt niet meteen over een echte superkracht, maar heeft wel alles gezien en wil blijkbaar overal bij zijn. Zijn sterkste punt lijkt wel ‘overleven’ te zijn. Hoe omschrijf je anders de vele waanzinnige scenario’s waarbij hij tegenover aliens, superhelden en halfgoden staat, steeds zonder een enkel schrammetje op te lopen. Zijn voornaamste zwakte: he doesn’t know when to quit. Aan het einde van de tweede ‘Avengers’-film ging hij met pensioen, maar in de derde ‘Captain America’ kwam hij alweer terug. Daarna is hij opnieuw met pensioen. Als ik hem een advies zou mogen geven: blijf weg, denk aan je kinderen.

Voor één welbepaalde Belg geef ik graag een gelijksoortig advies: Karen Damen, blijf weg en denk aan onze kinderen. Zij is met recht en rede de Belgische Hawkeye: ze wil overal bij zijn, weet van geen ophouden en heeft eigenlijk geen noemenswaardig talent. Behalve dan dat ze zichzelf steeds opnieuw in de belangstelling weet te werken. Ik weet het, het is hard, onnodig en een té populaire mening om te blijven verkondigen – niemand verdient zoveel haat, als we eerlijk zijn – maar soms is het beter om de grenzen van je kunnen te respecteren. Ik ben zelf geen onverdienstelijk muzikant, maar een soloplaat bespaar ik de wereld.

Black Widow

Net als Hawkeye bezit Black Widow geen superkrachten. Ze is gracieus, dodelijk en een overgelopen spion die beschikt over een bepaald soort mensenkennis waaraan logica niet te pas komt. Net als bij Hawkeye is het niets minder dan een mirakel dat ze nog steeds in leven is tussen al die superhelden die rondom haar paraderen. Black Widow ìs, en daar heb je geen logica voor nodig.

Ook wij, trotse Belgen, beschikken over zo iemand. Iemand die ontsnapt aan elke vorm van gezond boerenverstand, iemand die spreekt en zo zijn wil en wet oplegt. Iemand die (recent) overliep van het ene vak naar het andere. Jani Kazaltzis beschikt over geen enkele vorm van opmerkelijk supertalent, en toch domineert hij ons televisielandschap. Vrouwen met stijl worden omvergeblazen door zijn op gevoel gebaseerde wijsheid (want is dat niet wat mode is?), terwijl hij vandaag aantoont dat zijn kosmopolitische verstand zelfs de datingwereld (Matchmakers) op z’n kop kan zetten. Overal waar hij komt, schiet hij enkele oneliners af. Waarop België braaf door de knieën gaat om deze Limburgse – superkrachtloze – Avenger gedienstig te zijn.

Thor

Dat Hulk en Thor niet mochten meedoen in Captain America: Civil War is geen toeval. Niet geheel onterecht worden ze gezien als de sterkste helden in het universum. Deden ze wel mee, dan maakte de rest natuurlijk geen kans en hadden we geen film gehad. Terwijl Hulk een niet aan te zien gedrocht is – tenzij hij de vorm van Edward Norton aanneemt – wordt Thor gezien als het oerbeeld van mannelijkheid. Of het Australische accent van Chris Hemsworth daar voor iets tussenzit, laat ik de vrouwelijke fans beslissen.

Onze Romelu Lukaku is dan niet meteen moeders mooiste, althans naar mijn mening, er zijn schoonmoeders die daar anders over denken, maar ook hij is één gigantisch blok testosteron. Een pure homp graniet waar je meer dan een Asgardiaanse hamer voor nodig hebt om hem neer te slaan. Lukaku doet het zonder hamer, maar met de pure kracht die hij verbergt in zijn armen en benen heeft hij zo’n onbenullig gadget simpelweg niet nodig. Kom je Romelu tegen op een voetbalplein, dan voel je de donderslagen naderen, terwijl hij in zijn zevenmijlslaarzen het doel van zijn tegenstander nadert. Als onze Belgische Avengers een potje zouden vechten, zou Lukaku in een hoekje op de bank moeten gaan zitten – en hij zit al niet graag op de bank.

Stan Lee

Stan Lee, de ‘godfather’ van Marvel, de strips en het ‘Extended Universe’. Ben je tot onderaan dit stuk geraakt, dan is het omdat je zijn creaties waarschijnlijk wel weet te waarderen – of omdat je gewoon nieuwsgierig bent naar wat een avenger is en waarom ik ze in godsnaam zou linken aan Belgen. Wie niet tot beneden geraakte, trekt zich er waarschijnlijk niks van aan en wordt al tien jaar onophoudelijk gemarteld door mannen in ijzeren pakjes, maillots en onsterfelijke groene bergen.

Maar ook in België hebben we zo’n figuur waar iedereen voor of tegen is. Iemand die goed werk levert en een land naar zijn hand zet, of iemand waar ze zich net niets van aantrekken want ‘het is toch altijd dezelfde zever’. Zoals Stan Lee een universum uittekende – dat hij op tijd en stond eens grondig liet vernielen om plaats te maken voor nieuwe verhalen – zo schept Bart De Wever een politieke realiteit waaruit we (voorlopig) niet kunnen ontsnappen. Of je hem nu goed vindt of een echte schelm, schavuit of deugniet: hij heeft een enorme impact, schaduwpremiert (of niet, hé) erop los en is alomtegenwoordig. Ondertussen schrijft hij verder aan zijn volgende verhaal, dat op zijn beurt opnieuw ieders aandacht zal weten vangen.

Avengers

Samen zijn ze onze Belgische Avengers, samen verlichten ze onze dagelijkse beslommeringen en geven ze ons iets om op af te geven, of om lief te hebben. Onder aanvoering van onze Nick Fury, Koning Filip, zullen ze nog heel veel bereiken in de Dag Allemaal of de Story. Of allebei.

5 Cyrritante liedjes

In een relatie ben je het (hopelijk) vaak eens met elkaar. Soms kan het natuurlijk toch gebeuren dat de smaken net iets te vaak verschillen, bijvoorbeeld wanneer het over muziek gaat. Ik stel 5 nummers voor die Cynthia mateloos irriteren, en waarom ik dat negeer.

pexels-photo-938972.jpeg
Stockbeeldje dat WordPress voorstelde en waarvan het beweert dat het gratis is. Copyright-advocaten: wend u tot WordPress.

“Zet dat af.”
-”Nee.”
“Allee jong, ik word daar ambetant van.”
-”Ik merk het.”
“Zet dat af.”
-”Nee.”
“Zet eens iets op dat we allebei goed vinden.”
-”Maar allee, dit is toch een tof nummer.”
“Nee.”
-”Maar waarom niet? Die groove, die melodieën, zelfs de teksten…”
“Ik word er zenuwachtig van. En die tekst slaat nergens op.”

Einde discussie.

Cynthia en ik zijn op vlak van boeken, films en muziek vaak heel complementair. We kunnen vaak al op voorhand inschatten of de ander iets leuk zal vinden – of net niet. Af en toe komen we echter iets tegen dat toch niet door beiden gesmaakt wordt. Is het een compleet gebrek aan smaak (waarschijnlijk niet want we komen meestal wél overeen), een gebrek aan consistentie (“ah dus Justin Bieber wel, maar Ian Thomas niet?”) of gewoon een toevallige hersenscheet die de liefde voor een parel van een nummer onmogelijk maakt?

Ik analyseer vijf nummers die een onvergetelijke pracht bezitten die de tand des tijds zeker zal doorstaan, maar waarvan Cynthia de innerlijke praal nooit naar waarde zal (kunnen) schatten. Ik presenteer voor jou: De 5 Cyrritantste nummers.

1: Banda Magda – El Pescador

De interactie bovenaan is niet zomaar verzonnen. Nee, het is de standaarddiscussie die spontaan begint na de allereerste zin van dit nummer. “Och, zedde der wèr,” zegt ze dan in haar sappige Edegems. “Ja,” zeg ik dan met een stem die nog net niet overloopt van nostalgie. Nostalgie naar het geweldige, kleinschalige concert van Banda Magda dat we met de familie twee jaar geleden bijwoonden, in de haven van Rotterdam of all places.

Ik begrijp écht niet wat het probleem is. Cynthia mag al van geluk spreken dat ik het origineel niet opzet; een versie met veel minder instrumentatie en (eerlijk gezegd) ook veel minder charme. Volgens haar ligt het dus aan de tekst. Cynthia, een grote fan van poëzie, vindt het niet kunnen dat een visser (‘pescador’) zou praten tegen de maan en het strand.

(De visser…) praat tegen de maan
(De visser…) praat met het strand
(De visseeeeeeeeer…*) heeft geen geluk, alleen zijn netten

*waarheidsgetrouw naar het deel van het refrein waar ze zingen: ‘pescadoooooor’ (luister zelf maar eens!)

Het nummer is afkomstig van de cd Yerakina. Naast de Pescador staan er nog andere fantastische nummers (met niet te overschatten arrangementen) op. Het was moeilijk om een nummer te kiezen, aangezien Cynthia van de andere nummers eveneens geen fan is. Wel was het een nipte strijd tussen de Pescador en ‘Cucurrucucù Paloma’, een nummer dat we ook kennen uit de film ‘The Five Year Engagement’. Ja, wil ik Cynthia eens écht op de zenuwen werken, dan zet ik ‘Cucurrucucu’ op. No shame.

2: Peter Nalitch & Friends – Lost and Forgotten

Cynthia en Eurosong… Het is een liefdesverhaal waartegen ik het zelfs niet dùrf op te nemen. If you can’t beat them, join them, zoals ik twee jaar geleden al aangaf. Ik kijk binnenkort dan ook geboeid mee naar de episode van dit jaar, in het gezelschap van de eerder beschreven Eurosongsoortigen.

Het tweede nummer in de lijst sluit hier naadloos op aan, aangezien het in 2010 de deelname was van Rusland. Het is dan ook vreemd dat Cynthia zo’n grote bezwaren heeft tegen het romantische liefdeslied over gebroken harten en foto’s in vuren smijten. Oké, Peters Engels trekt op geen hol, de tekst hangt met haken en ogen aan elkaar, de foto van zijn geliefde is een vrij abominabele tekening, gemaakt met een balpen, maar toch…

Het geheel doet zo satirisch aan, dat ik niet anders kan dan telkens weer met grote ogen en een week hart toekijken hoe arme Peter zijn liefje mist. Het hele ‘kom-we-doen-eens-zot-op-Europese-televisie’-gevoel spreekt me oprecht aan. In die sfeer kan ik overigens ook deze Eurosongkandidaat uit 2006 aanraden, het jaar dat Lordi won. Opnieuw een nummer dat uitblinkt op vlak van ‘neem-ons-alsjeblieft-niet-serieus’igheid’ en opnieuw een nummer dat Cynthia niet kan bekoren. Op Eurosongvlak zijn we helaas geen goede, wetenschappelijke match. Misschien eens een lifecoach bezoeken om dat te verhelpen?

3: Emerson, Lake & Palmer – Knife-Edge

Een van mijn muziekleerkrachten zei ooit: “jazzmuzikanten zijn de beste rockmuzikanten”. Ik sla het namedropping even over en ga gewoon zeggen dat ik het daar grotendeels mee eens ben. Ze kunnen een groove neergooien zoals een volleerde Partena-kuisvrouw een dweil neerslaat, smokkelen verrassende verbanden hun muziek binnen en ze verrijken rockmuziek met invloeden uit andere genres, wat vaak voor een ongezien muziekpalet zorgt. Maar evengoed zijn ze in staat om net die stap te ver te gaan – in het vakjargon noemen we dat overdrijven – en zò veel noten te spelen dat het simpelweg te zwaar wordt. Ik ben het er dus grotendeels mee eens.

Ik krijg stilaan de indruk dat Cynthia het daar veel minder mee eens is. Emerson, Lake & Palmer, bijvoorbeeld, is zo’n groep jazzmuzikanten die progressieve rock zijn gaan spelen. Ze spelen met synths, bassen en ritmes. Het resultaat klinkt zelfs vandaag nog zo eclectisch dat het nog steeds vooruitstrevend is. En als ik zeg ‘eclectisch’, verstaat Cynthia ‘bloedirritant’. Al helemaal als ik hun moderne variant van een Toccata opzet – een leuk instrumentaaltje dat ik alleen nog durf opzetten als ik er zeker van ben dat ik binnen de vijf minuten het appartement kan verlaten. Ach, c’est la vie.

Gelukkig hebben ze ook nog wat ‘normalere’ nummers, zoals het tamelijk bekende ‘Lucky Man’. Of de kersthit ‘I Believe in Father Christmas’ (technisch gezien een nummertje van Greg Lake, maar het komt niettemin vaak terug op verzamelcd’s van de groep omdat ze ook samen een versie hebben opgenomen). Gek genoeg kende de kerstzotte Cynthia dit laatste riedeltje helemaal niet. Elke Kerst zet ik het daarom duizend keer op, en nooit heeft ze door dat ze aan het genieten is van de vermaledijde Emerson, Lake & Palmer. (Voetnoot van Cynthia: ‘Euh, jawel. Ik heb dat wel door, maar ik laat u in de waan.’)

4: Steeleye Span – All Around My Hat

Een folky nummertje dat op een haast vrolijke manier vertelt over een rouwproces. Daar kan je natuurlijk veel bezwaar tegen optekenen, maar in het geval Cynthia heeft het, naar eigen zeggen, meer te maken met wannéér ik het opzet. Wanneer ik het juist opzet? Tijdens of na een liedje waarvan ik weet dat zij het een topschijf vindt. Na een Clouseau of een Coldplay. Altijd tijdens een Justin Bieber of een Clouseau (ze zet nogal vaak Clouseau op).

Want op zich vindt ze het wel een leuk nummer, waar ze soms zelfs op durft te dansen! Als het een lange tijd niet heeft opgestaan, slaakt ze wel steeds een zucht van vermoeidheid; niet omdat ze het niet kan uitstaan, maar omdat ze weet dat het voor de rest van de dag in haar hoofd zal rondspoken. You’re welcome.

5: Chick Corea – Spain

‘Spain’ komt te pas en te onpas ons huishouden binnen. Dat komt omdat het volledig samenhangt met wat we spelen bij het percussie-ensemble WIK. Het is één van onze greatest hits – net als ‘Marianne’, ‘King of the Timbales’, ‘Tribute to Mangione’, ‘The Comedian’s Gallop’, ‘Metamorphonic’, ‘Supernova’, ja, die lijst is lang – waar we regelmatig naar teruggrijpen wanneer we een concert spelen. Binnenkort (woensdag 13 juni, allemaal komen kijken!) spelen we op de Maatjesfeesten in Mechelen. En uiteraard hebben we daarvoor ‘Spain’ opnieuw van stal gehaald. Keitof jong! Behalve dan voor Cynthia die weer een paar weken onnozel kan worden van de al-dan-niet-geneuriede stukjes melodie die in het rond zullen vliegen.

‘Spain’ is dan ook hét meesterwerk van Chick waar ik nooit genoeg van krijg. Dat heeft deels te maken met de intro die een interpretatie is van het prachtige gitaar-‘Concerto de Aranjuez’ van Joaquin Rodrigo. De Spaansigheid vliegt er vanaf. (Wie luistert naar de versie van de inmiddels overleden Al Jarreau zal opmerken dat het daar het speeksel is dat eraf vliegt – die man zong sneller dan ik ooit gitaar zal kunnen spelen.) Tijdens periodes als deze vindt Cynthia vaak een koptelefoon terug die ze onder het stof vandaan haalt. Het is ook in deze periodes dat Ed Sheeran, Clouseau en Justin Bieber hun comeback maken in ons leven, en dan zijn we weer vertrokken.

Haalde de lijst net niet:
Guns ‘n’ Roses – Stairway to Heaven

Een nummer dat ik regelmatig opzet, gewoon om aan Cynthia te kunnen vragen: “van wie is dit?” Ze kijkt me dan aan met ogen die zo in vuur en vlam staan, dat ik me telkens afvraag of ik erna nog een lief zal hebben. Ze weet dat ik haar er probeer in te luizen, ze weet dat ìk weet dat ze het, vanwege een of andere anomalie in haar geheugen, niet kan onthouden. Ze weet dat ze fout gaat antwoorden. ‘Guns ‘n’ Roses’, zegt ze dan, keer op keer. Altijd is het fout. Ze lacht nerveus, afwachtend of het juist is, ik lach ook, en zij weet dan dat het haar opnieuw niet is gelukt. Arme Led Zeppelin.

Het oneerlijke lot van Temptation-Megan*

Ze is kinderlijk naïef, koekenrond en ‘de kaas loopt uit haar oren’. De hele wereld weet meteen dat we het over de donkerharige Temptation-Megan hebben. Maar wat als de media ons belazeren? Een betoog in het voordeel van deze Oostendse.

fondue-708186_960_720
Megan laat zich ook al eens graag gaan.

Reeds in de tweede aflevering komt de aap uit de mouw: Kevin, de Oostendse bad boy die zijn liefje Megan in anderhalf jaar relatie (minstens) vijf keer bedroog, brandmerkt zijn (vanaf dan ex-)vriendin met zijn gevleugelde woorden. “Ze is koekenrond, de kaas loopt uit haar oren.” Het is een poging van de blonde schelm om zich populair te maken bij een Oostendse verleidster. Het geeft hem meteen het gevoel een betekenisvolle band te hebben met een streekgenote op het eiland. Een stukje thuis aan de andere kant van de wereld.

Maar Megan is onheus behandeld, waarde leden van de jury. Ik weet het, u had uw oordeel al klaar vanaf dag één, maar sta me toe uw wereldbeeld bij te sturen. Temptation-Megan is het slachtoffer, niet van onnozelheid, maar van miskendheid. Ze werd gebrandmerkt door Kevin, door imitators en door liedjesmakers. Zeer ten onrechte. Sta me toe u te overtuigen, met een pleidooi, dat Megan niets minder is dan een wonderkind van haar generatie.

Hoe vaak is het in het verleden al niet gebeurd? In de lagere school trap je een bal over de omheining. Je bedoelde het niet zo, maar je bent nu eenmaal een ramp met je voeten. Je klasgenootjes doen hun beklag bij de leerkracht en je krijgt straf. Dat je in de val werd gelokt, geen kant meer uit kon en in een ultieme, heldhaftige poging om de bal te ontzetten misschien iets te enthousiast was, lijkt niet meer uit te maken. Niemand begrijpt je.

Of je maakt je op voor een presidentsverkiezing waarbij je de eerste vrouwelijke president ooit kan worden van een zeker land. Je doet alles goed, maar je vergist je even van emailaccount en je stuurt je goeie vriend, de minister van huppeldepup, nog snel een mailtje om te bevestigen dat je zijn suggestie om morgenavond falafel te gaan eten best wel oké vindt. Vervolgens haalt je politieke tegenstander dit mailtje aan om te zeggen ‘kijk, ze is een hipster, op de brandstapel!’ Dat diezelfde appelsien ondertussen staatsgeheimen verkoopt aan Rusland en Noord-Korea wil niemand horen. Niemand begrijpt je.

Of je neemt deel aan een tv-programma waarvan het doel al lang niet meer is om je relatie op de proef te stellen, maar eerder om voyeuristisch Vlaanderen te laten meegenieten van het soort feestjes waaraan ze nooit mochten deelnemen. Je gaat alsnog, niet om je relatie te redden, maar om te bewijzen dat je slimmer bent dan de primaten die er rondlopen. Je faalt; de primaten spelen dit spelletje al sinds de kleuterschool en weten dat als ze je snel genoeg brandmerken als naïef en blond (hoewel je eigenlijk helemaal niet blond bent), ze jouw geloofwaardigheid met de grond gelijkmaken. Niemand begrijpt je nog, snap je?

Het was opgezet spel, waarde jury. Iedereen op het eiland was van bij het begin tegen haar. Ze hebben een verkeerde perceptie laten ontstaan, waardoor mijn cliënte nooit een eerlijke kans kreeg. De waarheid is dat ze een genie is. Een miskende vaandeldrager van haar generatie. Neem nu het stopwoord/zinnetje waarmee ze beroemd werd: ‘Snap je?’ Voyeuristisch Vlaanderen lacht haar uit: ‘tuurlijk snappen we haar, wij zijn hoogopgeleid! Wie denkt ze dat ze is? Hoe kan je haar niet snappen? Kevin heeft gelijk! Rond!’

De waarheid is net iets anders. Megan, waarde jury, maakt deel uit van een andere generatie. Een ander tijdperk zelfs. Je geeft het ze niet na, maar alle deelnemers zijn oftewel fysiek of mentaal (we kijken naar jou, Tim) jonger dan u, de jury en lezer van dit pleidooi. Megan lijkt volwassen te zijn, maar met haar 18 jaar is ze dat slechts bezwaarlijk. En nu komt het: ze is zich daarvan bewust. Het is dit bewustzijn dat veel verklaart van de dingen die wij niet meteen snappen.

Jonge mensen, millennials, spreken een andere taal. Als Megan vertelt dat ‘Kevin haar al zo vaak pijn heeft gedaan’, heeft ze het niet over het bedrog waarvan ze slachtoffer werd. Neen, ze heeft het over hoe ze werd mishandeld op intellectueel niveau. Terwijl zij wilde praten over de evolutietheorie op het eiland (Joshua dumpte haar omdat hij dacht dat ze het had over de evolutie van hun ‘relatie’), wilde iedereen alleen maar feesten. Kevin was zelfs nog niet bereid om de relativiteitstheorie met haar te bespreken! Intellectuele mishandeling, dames en heren.

De uiting die daarop telkens volgt – ‘Kevin heeft me al zo vaak pijn gedaan, snap je?’ – is dus niet zomaar een hersenloze uiting van iemand die snakt naar begrip. Ze zit net heel erg in met òns begrip van de werkelijkheid. Wanneer ze vraagt of we iets snappen, wil ze simpelweg weten of we de onderliggende betekenis van haar uiting hebben begrepen. Ze vraagt of we in staat waren om de oppervlakkige millenialness van haar woorden te ontdoen van de vluchtige betekenis die bovenop haar diepgaandere boodschap ligt. Ze is een genie dat met ons probeert te communiceren. Ze neemt ons bij de hand, stapje per stapje, in plaats van haar gewichtige boodschap er meteen uit te gooien, zodat wij, met ons veel beperktere brein, haar gedachtengang zouden kunnen volgen. Dank je wel, Megan, voor jouw moed, moeite en geduld.

Dames en heren, leden van de jury: I rest my case.

Tl;dr**: Megan is slim. Heel, heel slim. Wij zijn dom.

 

*Deze apologie laat bepaalde botoxbehandelingen, Instagramstories en ‘actes de présence’ volledig buiten beschouwing, aangezien ze de fundamenten van mijn betoog volledig onderuithalen. Daarom koos ik ervoor om alleen te focussen op elementen die mij gelijk geven.

**Too long, didn’t read

Het huisdier, een impressie

Een eerste huisdier voor Jens – een impressie van Jens en zijn baasje Noedel, de huiskat

WhatsApp Image 2018-03-22 at 12.52.22
What’s new, pussycat? Niet veel precies.

Wat doet een huisdier met een mens? En vooral, wat doet een kat met een Jens (die nooit huisdieren heeft gekend)? U vraagt het zich waarschijnlijk allemaal al enige tijd af. Ik had een jaar lang het genoegen om de gedragingen van beide personen in kwestie te observeren. Dit is mijn rapport.

In Edegem waren huisdieren een graag geziene gast: er passeerden één kat en tien gerbils (waarvan eentje bijna vijf jaar geworden is, de kranige dame). Toen we de kans kregen om in Berchem ook een dier te adopteren, heb ik niet lang getwijfeld. Jens overtuigen was niet echt een probleem, al kende hij het concept ‘huisdier’ niet. Het enige huisdier dat hij van dichtbij kende, was Leontine, onze vroegere kat.

De eerste kennismaking met Noedel verliep daarom wat onwennig. De kat kende ons niet en wij moesten haar nog leren kennen. Gelukkig ontstond al snel een band. We ontdekten dat we een hoogtekat in huis hadden: lederen schoenen en handtassen konden overal blijven liggen; een stoel of een andere verhoging naast een kast veroorzaakten echter een kat óp de kast. Ah, de momenten waarop je een kat van een kledingkast moet redden, omdat ze er wel op, maar niet meer af kan… Eveneens voor mij een nieuwe ervaring (halfblinde Leontine beperkte zich tot stoelen of een tafel).

De kat had intussen in het snotje wie er overtuigd moest worden van haar snoezige kattigheid en hechtte zich aan Jens. Als baasje was ik perfect om ze te bedienen op het vlak van eten en een propere bak. Maar Jens? Dat was het knuffelmonster. Ze ontwikkelde een tweede zintuig: als Jens zich neervlijt in de zetel, staat de kat op en plant ze zich prompt op zijn schoot. Als hij zich heeft ondergedekt met een dekentje, staat ze nog sneller aan zijn zij. Er volgt een ritueel van ‘gedab’ en gespin en dan gedut. Menig chillmoment ten huize De Wit-Buts bevat een moteureke op onze schoot – onze Instagram-volgers hebben het geweten.

WhatsApp Image 2018-03-22 at 12.57.56
‘Maar het is Jens die er zot mee doet hoor!’

Maar terug over naar Jens. Eerst keek hij vreemd op als de kat hem lekte uit liefde. En als ze op zijn schoot had plaatsgenomen, durfde hij amper bewegen. Ken je dat plaatje van die oude man die een andere stoel neemt, omdat hij zijn kat niet van de bureaustoel wilt wegjagen? Dat was Jens – in het begin althans. Later merkte hij op dat de kat pertinent bleef liggen als hij heel erg hard bewoog. De kat wilde een punt bewijzen (‘Ik blijf hier liggen’) en Jens was weer vrij (‘Ik wil wat anders liggen’).

Onze kat werd een speelvogel. Jens hield zich bezig met een laserlichtje van een presentatiepen. Ze ging door haar dak! (Toegegeven, we hebben ook een luie kat, want na een tijd wacht ze gewoon tot de laser naar haar komt en verplaatst ze enkel haar voorpoten.) Daarna ontdekten we dat ze houdt van de plastic linten die vaak rond kartonnen dozen zitten om de verpakking te verstevigen. Vergeet kattenspeeltjes, leve het afval! Bovendien leerde Jens ze een trucje aan: als hij naast de zetel staat en op de zetel tikt, springt ze erop om geaaid te worden. Ja, zo kat, zo baasje – Jens leerde het enkel aan opdat hij zich niet zou moeten bukken om te aaien. Luiheid for the win!

We ondervonden dat onze kat geen kat is zoals andere. Ze loopt niet heel sierlijk door de woonkamer en is, desondanks haar klimgedrag, niet zo handig. Regelmatig misrekent ze zich. Ergens opspringen levert soms hilarische situaties op, maar ze is meester geworden in het verbergen van onhandigheid. Net als een mens, heeft ze zich een zekere schaamte aangemeten en wanneer ze toch eens een misstap (letterlijk) begaat, trippelt ze snel weg en doet ze of het de bedoeling was. Meermaals loopt ze dan snel naar haar krabpaal of springt ze snel ergens anders op. Ze zet dan een blik op die niets minder zegt dan: ‘Dat is nooit gebeurd, jullie hebben niks gezien.’

WhatsApp Image 2018-03-22 at 12.57.56 (1)

Net zoals haar mannelijke baasje verkiest ze een flanellen dons. Dus werd mijn oude dons omgedoopt tot ‘die van de kat’ en heeft-ie nu een vast plaatsje gekregen in haar kamer. Ze neigt dan wel helemaal naar Jens, in haar ochtendritueel is hij niet betrokken. Ze weet dat Jens tijd nodig heeft om fysiek en mentaal te ontwaken, terwijl dat andere baasje vrijwel meteen wakker is. Wat volgt, is een heuse achtervolging tot ze bediend is met haar ochtendsnoepjes. Het concert krijg ik er gratis bij.

WhatsApp Image 2018-03-22 at 12.57.56 (2)

De kat mag dan wel zot zijn van Jens, voor hem zijn er nog werkpunten. Zoals het niet zuchten wanneer ze weer eens in zijn kast kruipt en zich nestelt tussen de kleren. Of het niet onhandig vinden wanneer ze zich nestelt op de handdoek naast de douche. Of het kunnen verdragen dat een kat een kat is en durft iets op de grond te gooien recht voor je neus om te zien hoe je zal reageren. Een opfrissingscursus ‘hoe til ik de kat correct en handig op?’ is af en toe eens nodig.

Al bij al kan ik enkel concluderen dat het experiment Een eerste huisdier voor Jens na exact één jaar zijn vruchten afwerpt. Hij heeft ze helemaal rond zijn vinger gewonden (of was het andersom?) en hij weet zich te redden als ik er niet ben. En die keren dat hij zucht omdat ze in zijn kast zit, worden altijd gevolgd door gegniffel (‘Hehe, ik doe de kast even toe en kijk hoe ze reageert. Ah, ze blijft gewoon liggen. Haha!’). Onze kat is ons kindje geworden. Want je kunt niet ontkennen: A house is not a home without a cat.

Anonieme getuigenis van een doodsbange acteur

Op het podium van theatergezelschap Skepping vallen regelmatig doodsbedreigingen. Dat zegt een acteur die anoniem wenst te blijven. Het verhaal van de verrassende tiran.

Jacques-Louis_David_-_Napoleon_Crossing_the_Alps_-_Kunsthistorisches_Museum
De schrijver/regisseur in kwestie waant zich een Napoleon, maar zit snel op zijn paard.

Vorige week sprak ik met de talentrijke schrijver/regisseur van ‘Tot de dood ons scheidt’, het beloftevolle toneelstuk dat volgende week zijn première kent. Deze week wenst een anonieme acteur te reageren. Hij stuurde mij een korte mail, met de vraag of ik een ‘recht van antwoord’ wilde publiceren. Aangezien dit medium transparantie en openheid voorstaat, gun ik hem die kans.

De acteur in kwestie is aangesloten bij Theatergezelschap Skepping en speelt deze week mee in het stuk. Zijn identiteit is gekend bij de redactie van deze blog.

“Het begon al op de eerste lezing,” steekt de misnoegde acteur meteen van wal. We bevinden ons in een artistieke koffiebar, omringd door artistieke types van het type ‘artistieke hipster’. U kent ze wel. Hij draagt een baret en een zonnebril om zeker niet herkend te worden. Alleen heeft hij de getinte glazen op sterkte van zijn zonnebril vervangen door ongetint vensterglas, want “dat is tegenwoordig veel hipper.” Hij kijkt de hele tijd schuchter in het rond, uit vrees een collega-acteur of – nog erger – de regisseur zelf tegen het lijf te lopen.

“Bij het verdelen van de rollen liep het al mis. Hij vertelde me dat ik mezelf absoluut niet mocht zijn. Ik moest een rol spelen, zei hij. Een masker opzetten en doen alsof ik iemand anders was. Daar kan ik dus niet tegen hé.” Tijdens ons hele gesprek komt hij eerder timide over, bang om zijn frustratie te laten doorschemeren. Maar af en toe laat hij zijn verbitterde gevoelens toch de vrije loop. “Al mijn hele leven draagt iedereen mij op hoe ik me moet gedragen. Wanneer ik op een podium stap, wil ik bevrijd zijn, mezelf kunnen uitdrukken. Als er dan zo’n regisseur woorden in mijn mond komt leggen, word ik helemaal moedeloos.”

“Pas op, ze zijn niet allebei zo, hoor,” verduidelijkt hij. Het stuk wordt immers geregisseerd door twee mensen: de schrijver, die een deel van de regie op zich neemt, en zijn partner. “Het is duidelijk dat hij zich heeft ingekocht, anders zet je zo iemand toch niet voor een groep? Zij kent duidelijk haar vak. Ze heeft er dan ook voor gestudeerd. Zij beseft dat we bezig zijn met het gesproken woord. Zie je hem bezig, dan vraag je je terstond af of er ook zoiets bestaat als het geroepen, geschreeuwde of het getierde woord.”

Ik vraag hem of hij of zijn collega’s zich soms onveilig voelen op het podium. “Ja, dat gebeurt al wel eens. Bijvoorbeeld wanneer hij iemand opdraagt om in iemands anders gezicht te roepen. Als die persoon dan roept, maar verder staat dan 15 centimeter van de ander zijn gezicht, dan is het kot te klein. Hij heeft er al mee gedreigd om ze samen op te sluiten op een toilet en ze er pas weer uit te laten als ze luider weten roepen dan 93 decibels. Zo krijg je zelfs schrik van de medeacteurs.”

Komt zijn wederhelft, in wezen de hoofdregisseur, dan nooit tussen? “Zou jij dat durven? Wij zijn er na een repetitie van verlost, zij moet er daarna nog mee naar huis. Soms, bij het buitengaan, zie ik haar een om-hulp-vragende blik naar ons werpen. Zo van ‘help me alsjeblieft’. Maar als we haar alleen spreken, ontkent ze dat in alle talen en beweert ze gelukkig te zijn.”


Disclaimer: grote delen van dit relaas zijn onwaar of lichtjes fictief. Kom de waarheid zelf ontdekken via www.theatercartouche.be.

Interview met een debuterend schrijver/regisseur

Talent vind je overal. Dagelijks staat er ergens ter wereld wel een virtuoos op. Of dat nu in gaming, muziek, schrijven of zeveren is. Ik ging het gesprek aan met de schrijver/regisseur van wat wel eens dé verrassende theaterhit van dit jaar kan zijn, en dat voor zijn debuut.

typewriter-801921_1280
De authentieke werkplek van een andere schrijver/regisseur.

We spreken af in een oud appartementsgebouw in Berchem. Hij nodigde me uit om bij hem thuis een stukje kaas van kaasaffineur Van Tricht te komen degusteren. Want ook kaas kan je, net als wijn, degusteren. Als hij goed genoeg is, tenminste. Het is een blijk van zijn bescheidenheid dat hij een interviewer gewoon in zijn woonkamer ontvangt. Hoe lang dat nog houdbaar is – voor een alles overweldigende roem hem, nu ja, overweldigt – is moeilijk te zeggen.

Ik kom aan in zijn appartementsgebouw. Buiten staan enkele bewoners te palaveren bij een sigaret. Ik bel aan en hoor vaagweg zijn stem brullen door een vervallen parlofonie: “…geduld aub…parlof…apot…annie…binnenlate…omnaarbeneden”. Waarmee hij kennelijk bedoelt dat de parlofonie niet goed meer werkt en dat hij naar beneden moet komen om me binnen te laten, want even later staat hij voor me in de inkomhal. Het is een indrukwekkende verschijning, in zijn onesie van Captain America. Hij is op blote voeten, want “mijn eega heeft opgeruimd voor jouw bezoek. Ik vond mijn sloefkes niet.”

In de lift naar boven, geeft hij al een kleine inkijk in zijn ziel. Hij woont op de derde verdieping, maar verkiest de lift boven de trap “om mijn krachten te bewaren voor wat ertoe doet: schrijven, regisseren en onder de douche mijn speech oefenen voor de in ontvangstneming van mijn tiende Tony Award. Of mijn derde Pullitzer, whichever comes first.” Of hij hier graag woont, vraag ik hem. “Zeker. Het is hier heel rustig. Op de occasionele ziekenwagen na, dan. Dat heb je nu eenmaal in een blok waar de gemiddelde leeftijd ‘overleden’ is.” Het belooft een speciaal gesprek te worden.

Hoe kwam je erbij om een eigen toneelstuk te schrijven?

Jens: “Het adagium luidt: ‘Zet genoeg apen achter een typemachine en ooit komt er een werk van Shakespeare uit’. Ik zie mezelf graag als zo’n aap. Banaan in de ene hand, uitwerpselen in de andere, en gaan. En waarom niet? De kans is groot dat het een grote flop wordt, maar ik ben een optimist: ik geloof dat ik de 0,1% ben die van zijn debuut een net-iets-meer-dan-onder-het-bovengemiddeld succes kan maken. Dromers doen immers de economie draaien. Het zijn wij die onze smartphone elke zes maanden vervangen uit de overtuiging dat ons leven daar beter van wordt. Wij zijn de echte helden. Dus waarom niet?”

Waar heb je je inspiratie gehaald? In je stuk gaat een café-gerant dood, het publiek mag helpen zoeken naar de moordenaar. Waan je jezelf de nieuwe Agatha Christie?

“Ik haal mijn inspiratie uit het alledaagse. Mensen gaan al eens graag op café, dus dat zit in het stuk. Ze drinken graag al eens een koffie terwijl ze zagen over de factuur van de belastingen, of over het nieuwe Gentse circulatieplan. Dus dat zit er ook in. In aangepaste vorm weliswaar. Allemaal overgoten met het heerlijke, cynische sausje dat een optimist in hart en nieren zo eigen is. Een nieuwe Agatha Christie zou ik mezelf niet noemen. Daarvoor zou mijn verhaal een clue of een pointe moeten hebben, en dat is er niet.”

Welke rol speelt je partner in het creatieve succes? Is zij een steunpilaar zonder dewelke je deze enorme onderneming nooit had kunnen volbrengen?

“Goh, dat hangt er natuurlijk vanaf wat je daaronder verstaat. Als je daarmee wil zeggen dat een schrijver zonder vers voedsel niet zou kunnen schrijven omdat hij sterft van de honger, en door het ‘dood zijn’ geen pen of computerklavier meer ter hand kan nemen, ja dan is dat een belangrijke rol natuurlijk. Al geloof ik dat ik, als ik lang genoeg achter het raam van de woonkamer in de zon zou zitten, ik spontaan aan fotosynthese zou gaan doen. Dus ja, het helpt dat ze mij in leven houdt, maar hoe zeker kan je daarvan zijn? Daarnaast speelt ze maar een kleine bijrol in het theaterstuk. Een belangrijke bijrol, maar toch een kleine. Het feit dat ze het overgrote deel geregisseerd heeft, is dan misschien net iets belangrijker. Maar goed, ze heeft zeker haar waarde.”

In enkele kleinere, regionale kranten wordt je stuk reeds vergeleken met het gevierde teksttheater van Tsjechov, vind je dat een groot compliment?

“Sorry, met wie? Spekkop? Nooit van gehoord. Een schrijver die zich bevond op de overgang naar het moderne theater? Geen idee. Vast weer zo’n liefhebber van deurenkomedies waarschijnlijk. Nee, dat is niet de Kunst – en schrijf dat maar op met een hoofdletter hé – die ik wil verspreiden. Mijn Werk – opnieuw met hoofdletter graag – is diepgaander dan dat. Ik maak het mezelf graag moeilijk. Daarom bevat mijn komedie slechts één(!) deur, veel moeilijker om alles doorheen te krijgen! Dat is al wat anders hé, dan die meneer Spekkop.”

Vergelijk jezelf eens met een van je personages.

“Ik maak me sterk dat er een vleugje van mezelf in ieder personage zit. Als de acteurs straks de bühne opgaan, zal dat zijn met de wetenschap dat ze mij tot leven brengen. Dat ze met mij aan het spelen zijn op de planken. Raf, de uitbater en sterver, is een beetje mezelf omdat ik ook al eens graag bier drink. En koffie. Nicole, de poetsvrouw, is dat dan weer omdat ik ook niet zo graag poets – dat klinkt tegenstrijdig voor een poetsvrouw, maar wie komt kijken, zal het begrijpen! Daarnaast herken ik mezelf heel goed in de inspecteur in dit stuk, omdat ik ook graag op het toilet zit. Opnieuw: kom kijken indien je het niet meteen kan vatten.”

We kenden je natuurlijk al vroeger dankzij enkele zeer gewaardeerde prestaties als acteur. Op welke rol ben je het meest trots?

“Voor mij begon het allemaal met ‘Pride and Prejudice’. Hij is te trots om zijn liefde aan haar te verklaren, zij is te bevooroordeeld om hetzelfde te doen. Het was mijn allereerste rol, wat het toch net iets specialer maakt. Uiteraard hielp het dat ik, als mens, zowel trots als bevooroordeeld ben, waardoor ik me perfect thuisvoelde in deze setting. Vorig jaar speelde ik bijvoorbeeld een nederig knielende hofmeester; een rol die ik eveneens met verve in de verf zette, maar eentje die veel verder verwijderd is van mijn werkelijke aard.”

Wanneer zal ‘Tot de dood ons scheidt’ voor jou een succes zijn?

“Als het mij prijzen wint en héél véél geld. En het mij roem brengt, en vele knappe vrouwen die aan mijn voeten liggen. En sponsors die mij op hun affiches willen zetten. En natuurlijk, belangrijkst van al: als het mij 1.000 volgers oplevert op Instagram, zodat ik ook daar mijn invloed kan gebruiken om te influencen. De gebruikelijke parameters dus.”

Tot de dood ons scheidt’ speelt op vrijdag 16 (20u30), zaterdag 17 (20u30) en zondag 18 (15u30) maart in Theater Cartouche. Tickets zijn beschikbaar via deze link of via www.theatercartouche.be. Het wordt zeker de moeite, en je doet er ons een groot plezier mee. Na elke voorstelling is een meet & greet mogelijk met de acteurs, regisseurs en de schrijver. Die laatste praat ook graag over jouw favoriete onderwerpen wanneer je hem een biertje in de hand duwt. Wil je, met andere woorden, eindelijk nog eens gepassioneerd kunnen discussiëren over je postzegelverzameling, kom dan zeker af. Tot dan!

Parsley, Sage, Rosemary & Thyme

Er zit meer in een liedje dan je denkt. Dat geldt nog tien keer meer voor ‘Scarborough Fair/Canticle’ van Simon & Garfunkel.

800px-Simon_&_Garfunkel_932-2092
Simon & Garfunkel, Feijenoord Stadion, Rotterdam, Nederland in 1982.

Paul Simon neemt dit jaar afscheid van het tourleven. Hij doet dat onder meer met een stop in het Antwerpse Sportpaleis en een goed gevuld songbook met daarin zijn grootste hits. Zowel zijn solocarrière als zijn Simon & Garfunkel-roots zullen aan bod komen. Zoals elk weldenkend mens ben ik trots lid van Team Simon en ben ik van mening dat Art Garfunkels voornaamste bestaansreden de uitvoering was van Simons nummers, en het aantrekken van vrouwelijk schoon (blijkbaar). Ik kijk al uit naar de volgende discussie over dit onderwerp met mijn schoonmoeder (die zich bij Team Garfunkel schaart).

Paul Simon heeft een bijzonder plekje veroverd in mijn platenkast. Het begon voor mij met de plaat ‘Simon and Garfunkel’s Greatest Hits’, een verzamelplaat uit 1972. Twee jaar nadat de samenwerking ontplofte, met dank aan een gevaarlijke cocktail van egotripperij en verlatingsangst – maar dat is een verhaal voor een andere keer. Het bleek dat deze liefde voor de man met belachelijke haartooien en rare hoedjes erfelijk was: Simon & Garfunkel was (een van) de favoriete band van mijn opgroeiende mama. (Het kon nog erger, beeld je in dat ze fan was Herman’s Hermits.)

Een van de nummers die mij het meest bijblijft van deze verzamelplaat is ‘Scarborough Fair/Canticle’. Simon & Garfunkel bouwden hun succes op een folky sound die populair werd ten tijde van hun eerste plaat. Enigszins opportunistisch haakten ze hun karretje aan en werden ze gematigd succesvol met ‘The Sound of Silence’. In Scarborough Fair hoor je deze folkinvloed evenwel beter doorschemeren dan in al hun andere nummers samen.

Folklievend als ik ben, sprak het nummer me meteen aan. Het was pas enige tijd later dat ik ontdekte wat de achterliggende reden was van die aantrekkingskracht. Bleek namelijk dat het lied al enkele jaren overleefde in het iets-minder-dan-collectief geheugen: de oudste versie dateert van (ongeveer) 1670. En ik hou van oude dingen.

Zoals gebruikelijk bij oude muziek, is het erg onduidelijk wat de precieze oorsprong was, wie het eerst schreef en wat de oorspronkelijke tekst juist was. Een van de oudste versies van de tekst vinden we in een reeks kinderballades, getiteld ‘The Elfin Knight’. Het is maar wat je een kinderballade noemt, aangezien het lied gaat over een elf die een jong meisje wil verkrachten als ze er niet in slaagt enkele Herculeaanse taken te volbrengen. Het meisje reageert op haar beurt met een reeks onmogelijke opdrachten voor de elf. De elf faalt en uiteindelijk wordt niemand verkracht. Hoera!

Een kleine variatie op ‘The Elfin Knight’ vind je bij ‘The Cambric Shirt’. De melodie verschilt sterk, terwijl de tekst lichtjes werd aangepast. Peggy Seeger zong in 1957 een versie van het hemdverhaal in op de plaat ‘Matching Songs Of The British Isles And America’. Op dezelfde plaat verscheen eveneens de eerste opgenomen versie van ‘Scarborough Fair’, gezongen door Ewan MacColl, een voormalige mijnwerker. Wie de drie liedjes gaat vergelijken (‘Cambric Shirt’, ‘Elfin Knight’ en ‘Scarborough Fair’), zal merken dat de teksten verbazingwekkend goed overeenkomen, zowel qua thematiek als qua letterlijke woorden, zelfs al verandert de melodie telkens. Het is een ingewikkeld verhaal, maar je mag van mij aannemen dat het geen toeval is.

Goed, we gingen van de elfenridder naar een Cambrisch hemd, maar we zitten nu toch al bij ‘Scarborough Fair’. Martin Carthy, inspiratiebron voor onder meer Bob Dylan, bracht het lied pas echt uit de schaduw der onbekende deuntjes toen hij zijn versie op zijn ‘eponiemische’ plaat zette – dat is een mooie manier om te zeggen dat de plaat simpelweg zijn naam droeg. De tekst bleef dit keer onaangeroerd: eens een nummer wordt opgenomen, wordt het immers haast ondenkbaar om een tekst te gaan aanpassen. Het zou dan niet langer ‘origineel’ zijn, toch?

Het is op dit punt dat Paul Simon het nummer leert kennen. We kennen Simon als een gevierd, geniaal muziektalent, maar als mens was hij zeker niet zonder zijn kleine kantjes. In 1990 werd de groep bijvoorbeeld opgenomen in de Rock ‘n’ Roll Hall of Fame, waar Art zijn best deed om de strijdbijl (toch minstens voor eventjes) te begraven. “Paul is de man die mijn leven het meest verrijkte, met alle liedjes die hij door mij heen liet gaan.” Waarop Simon repliceert: “Arthur en ik zijn het zelden met elkaar eens, maar hij heeft gelijk. Ik heb zijn leven inderdaad veel bijgebracht.” Wat volgt zijn drie prachtige nummers die ze samen zingen, waarna ze de zaal verlaten zonder ook maar één woord te wisselen.

We zien bij ‘Scarborough Fair’ een ander scherp kantje terugkomen van Simon: zonder blozen eigent hij zich het nummer toe. Het verschijnt op de plaat met niemand minder dan Paul Simon en Art Garfunkel als schrijvers en arrangeurs (nu ja, toegegeven: het liedje was technisch gezien al 300 jaar oud, waardoor er niet echt meer sprake was van copyright). Martin Carthy was not amused. We zitten nog steeds in 1966, het derde album van onze twee helden, ‘Parsley, Sage, Rosemary and Thyme’, is net verschenen en het zal nog tot 2000 duren (34 jaar later) eer Carthy en Simon opnieuw door dezelfde deur door passen.

In tegenstelling tot Carthy voegen Simon & Garfunkel evenwel een nieuwe dimensie toe aan het nummer – zo gesteld lijkt het alsof Carthy de enige is in een geschiedenis van 300 jaar die niets speciaals met het nummer heeft gedaan, wat natuurlijk ook overdreven is. Maar goed, Polle en Artie gaan op een bepaald moment in het nummer over in ‘contrapunt’; hierbij zingen (of spelen) twee stemmen binnen eenzelfde harmonieus akkoord, maar wel in andere ritmes.

Voor hun contrapunteuze onderneming gebruiken ze een van Simons oudere sololiedjes: ‘The Side of a Hill’, een prachtig antioorlogsnummer, maar eentje waar je echt naar moet luisteren om het te appreciëren en – eerlijk gezegd – zeker niet een van Simons grootste hits. Ze plukken enkele regels uit het nummer en zetten die als tegenstem onder de tekst van ‘Scarborough Fair’. Het geeft het verhaal meteen een extra betekenis.

De tekst van ‘Scarborough Fair’ kan je namelijk op verschillende manieren interpreteren:

Are you going to Scarborough Fair
Parsley, sage, rosemary and thyme
Remember me to one who lives there
She once was a true love of mine

Tell her to make me a cambric shirt (deep forest green)
Parsley sage rosemary and thyme
Without no seams nor needle work (blankets and bedclothes the child of the mountain)
Then she’ll be a true love of mine (sleeps unaware of the clarion call)

Tell her to find me an acre of land (a sprinkling of leaves)
Parsley, sage, rosemary and thyme (washes the grave with silvery tears)
Between the salt water and the sea strand (A soldier cleans and polishes a gun)
She’ll be a true love of mine

Tell her to reap it with a sickle of leather (War bellows blazing in scarlet battalions)
Parsley sage rosemary and thyme (General order their soldiers to kill)
And gather it all in a bunch of heather (And to fight for a cause they’ve long ago forgotten)
Then she’ll be a true love of mine

Are you going to Scarborough Fair
Parsley, sage, rosemary and thyme
Remember me to one who lives there
She once was a true love of mine

Op het eerste zicht kan je zeggen dat het gaat over een koppel in crisis. Ze houden nog van elkaar, maar de grote afstand tussen beiden (één van hen bedroog de ander vast in een middeleeuwse variant van Temptation Island) maakt dat er iets gebroken is. Zo onherstelbaar dat ze elkaar uitdagen: als jij die onmogelijke taken kan uitvoeren (elfenridder, jeweetwel), dan kunnen ze opnieuw samenkomen. Zij antwoordt, hoogstwaarschijnlijk met een swagger waar ik alleen maar jaloers op kan zijn, dat hij zichzelf eerst maar eens moet bewijzen met een al even onmogelijke lijst opgaven.

De toevoegingen van Simon & Garfunkel tussen haakjes zorgen er echter voor dat we het lied gaan interpreteren volgens die andere populaire theorie: het verhaal gaat plots over een jonge geliefde (m/v/x, maakt niet uit) die een zinloze dood stierf, vermoedelijk vanwege een verdwaalde soldatenkogel. De onmogelijke taken maken dan duidelijk dat ze elkaar nooit meer zullen zien.

(Mocht je je afvragen waar de tussenregel ‘Parsley, Sage, Rosemary and Thyme’ nu juist op slaat: elk van deze kruiden heeft een geneeskrachtige werking. Peterselie (parsley) verdrijft een bittere smaak, bijvoorbeeld die van slechte gevoelens. Salie (sage) brengt kracht en wijsheid – het is niet voor niets dat ze een wijs persoon over de plas een ‘sage’ noemen. Rozemarijn staat symbool voor liefde en trouw, terwijl tijm verwijst naar kracht en moed. Mogelijks vormde deze regel vroeger het recept voor een liefdesdrank.)

Om een lang verhaal kort te maken: er zit meer in dit liedje dan je denkt. Dankzij Simon & Garfunkel zullen we nog jaren kunnen genieten van een Schots liedje dat in de 17e eeuw half-populair was. Hoera ende hoezee. En als je dit verhaal al ingewikkeld vond, moet je maar eens dieper in de geschiedenis duiken van zowel de Elfenridder als Simon & Garfunkel. Het blijft een inspirerende en geweldige groep, maar geraak er vandaag maar eens wijs uit. En middeleeuwen zijn altijd ingewikkeld.

P.s.: Als er iemand me wil vergezellen (echt, niemand?) naar het afscheidsconcert van Paul Simon, laat maar weten. ‘T Is in het Sportpaleis.