Zo’n twee jaar geleden leerde ik de Schotse folkgroep ‘Back of the Moon’ kennen. Zoals avontuurlijkere mensen dan ikzelf zich op een reis voorbereiden door de plaatselijke taal te leren, of toch minstens enkele woordjes ervan, zo bereid ik me liever voor door op voorhand iets op te steken van de muzikale cultuur van waar ik zal terechtkomen. Vaak is dit een keuze die me duur komt te staan, met name wanneer ik met handen en voeten aan de lokale taxichauffeur probeer uit te leggen dat ik graag wil terugkeren naar mijn hotel. En nee, ik wens niet de langere, schilderachtige route te nemen waarbij ik de pracht en praal van deze stad leer kennen; tenzij de werkgever betaalt natuurlijk – is er geen kasteel of ruïne bovenop die berg waar we toevallig moeten passeren?
Twee jaar geleden was de bestemming Schotland. De Highlands rond Inverness om precies te zijn. Opnieuw besloot ik de plaatselijke taal links te laten liggen; ik hield mezelf voor dat ik de harde, Schotse klanken gerust wel zou verstaan waarmee dit volkje haar gebroken Engels overgiet. Om mezelf op mijn beurt verstaanbaar te maken, ging ik ervan uit dat enkele welgekozen woorden West-Vlaams zouden volstaan. Close enough. Als niemand elkaar verstaat, schept dat toch ook een band?
Ik ging bij wijze van voorbereiding op zoek naar wat Schotse folkmuziek. De Ierse variant staat bij ons bekend als een oergeluid: zet een paar van deze deuntjes op in een Irsish pub en voor je het weet staat iederen dronken, lallend – of vechtend, afhankelijk van welk cliché je voorkeur geniet – in elkaars armen leuk te wezen. Zeg ‘Ierse folk’ en mensen hebben meteen een beeld van wat je wilt bedoelen. Maar Schotse folk? Wat moest ik me daar juist bij voorstellen?
Een snelle Google-opdracht later (want zò veel tijd ging ik er ook niet in steken, uiteraard) kwam ik uit bij ‘Back of the Moon’. Het was de eerste naam die me aansprak in een tamelijk uitgebreid lijstje en ik ging op zoek op YouTube. Ja, Google heeft me danig geïndoctrineerd.
Het was voor mij een ‘Jens-gaat-shoppen’-momentje. Telkens ik in de solden op zoek ga naar een broodnodige uitbreiding van mijn garderobe, komt het wel eens voor: ik vind niets naar mijn smaak, tot ik dan toch ìets vind. Alles dat daarna mijn pad kruist, is niet goed genoeg. Ik koop het eerste stuk dat ik paste en goed vond, en ik keer terug naar huis.
Met BotM was dat niet anders. Mijn zoektocht werd terstond gestaakt en ik zocht enkele albums op op Apple Music. Ik ben niet het soort persoon die doorgaans een willekeurige afspeellijst opzet. Ik wil een album leren kennen, het meerdere malen beluisteren en het de weken erna zoveel mogelijk opzetten voor ik overga naar het volgende album.
Het album waar het in dit geval om ging, was een live-opname van het Amerikaanse folkfestival ‘FestivaLink’ uit 2007. Ik had de andere (studio-)albums ook (kort) geprobeerd, maar die bezaten naar mijn mening niet dezelfde levenslustige energie die het live-optreden zo begeesterde. Cynthia zou deze laatste zin omschrijven als ‘muziek waar ik nerveus van word’. Een omschrijving die ze eveneens gebruikt voor ‘Banda Magda’.
Dat dit album zo levenslustig klinkt, kan mogelijk te maken hebben met het feit dat dit optreden plaatsvond tijdens de laatste tour die de band ooit speelde. Exact drie maanden later hielden ze ermee op. Maar misschien is net het die kennis die ervoor zorgt dat ik het gevoel krijg dat de muzikanten willen zeggen “one more for the road…”
Eén van de nummers op dit album, het allereerste dat ik van hen beluisterde en hét nummer dat me bij mijn nekvel greep en ervoor zorgde dat ik mijn zoektocht afbrak, was ‘The Final Trawl’. Archie Fischer (die het nummer ‘All around my Hat’ populair genoeg maakte zodat ‘Steeleye Span’ er later mee aan de slag ging en er prompt een hit mee scoorde) schreef het in 1984 en voorzag het, onder meer, van een prachtige vioolbegeleiding. BotM voegde er op hun beurt een prachtige fluitbegeleiding aan toe. Wat me daarnaast echt opviel, was het ietwat specifieke stemgeluid van zangeres Gillian Frame.
Ik ben iemand die slechts zelden luistert naar de teksten van liedjes. Voor mij is het het samenspel van de instrumentatie, in combinatie met het stemgeluid van de zanger(es) dat maakt dat ik halsoverkop verliefd word op een nummer. Ik denk dat ik het aantal liedjes dat ik uit het hoofd volledig kan meezingen op één hand kan tellen. Fun fact: een oorwurm kan je het best verdrijven door voor jezelf (al dan niet luidop) de tekst te zingen van het liedje dat vastzit in je hoofd. Je brein wil namelijk closure en dat kan je jezelf alleen schenken door die ene terugkerende zin af te maken. Nogal lastig dus als je de tekst helemaal niet kent.
The Final Trawl was voor mij zo’n nummer dat op vlak van compositie en geluid nagenoeg perfect was. De stem van Frame mocht dan nogal apart zijn, ze vulde het klankbeeld perfect aan. Het nummer zit twee jaar later nog regelmatig vast in mijn hoofd. En uiteraard ken ik ook hier de tekst niet van, waardoor het nummer wellicht nog vele malen zal terugkeren.
Het is nu pas, nu ik er over schrijf, dat ik besef waar het nummer echt over gaat: een vissersboot die zijn beste tijd heeft gehad en aan een afscheidsvaart begint. Een trawl is namelijk een vistechniek waarbij een boot met zijn netten achter zich aan door een rivier of zee vaart. Het is evenwel de oorsprong van het woord trawl dat mij intrigeert. Het is afkomstig uit het Nederlands van de 15e eeuw, waarbij een tragel een jaagpad is. Tragelen betekende dan weer “aan eene treklijn loopen”, met andere woorden een goeie omschrijving van wat trawling is.
Komende zomer trekken we opnieuw richting Schotland, opnieuw om er te gaan wandelen. Misschien waag ik me voordien wel opnieuw aan een Google-queeste, in de hoop dit keer wat dieper te kunnen duiken in de Schotse folkmuziek dan die ene groep die ik tot dusver ken. Maar ik beloof niks; The Final Trawl zal me tot het einde van mijn dagen achtervolgen, en aan één Schotse achtervolger heb ik voorlopig genoeg.
De opname hieronder komt van hetzelfde optreden als dat waar het live-album werd opgenomen. (Gemaakt door iemand in het publiek, dus met lagere kwaliteit.)