Het laatste jaagpad

Een alternatieve geschiedenis van ‘The Final Trawl’, in een versie van ‘Back of the Moon’. Omdat het verhaal achter sommige liedjes, en hoe je het ontdekt, je altijd bijblijft.

DSC_0398

Zo’n twee jaar geleden leerde ik de Schotse folkgroep ‘Back of the Moon’ kennen. Zoals avontuurlijkere mensen dan ikzelf zich op een reis voorbereiden door de plaatselijke taal te leren, of toch minstens enkele woordjes ervan, zo bereid ik me liever voor door op voorhand iets op te steken van de muzikale cultuur van waar ik zal terechtkomen. Vaak is dit een keuze die me duur komt te staan, met name wanneer ik met handen en voeten aan de lokale taxichauffeur probeer uit te leggen dat ik graag wil terugkeren naar mijn hotel. En nee, ik wens niet de langere, schilderachtige route te nemen waarbij ik de pracht en praal van deze stad leer kennen; tenzij de werkgever betaalt natuurlijk – is er geen kasteel of ruïne bovenop die berg waar we toevallig moeten passeren?

Twee jaar geleden was de bestemming Schotland. De Highlands rond Inverness om precies te zijn. Opnieuw besloot ik de plaatselijke taal links te laten liggen; ik hield mezelf voor dat ik de harde, Schotse klanken gerust wel zou verstaan waarmee dit volkje haar gebroken Engels overgiet. Om mezelf op mijn beurt verstaanbaar te maken, ging ik ervan uit dat enkele welgekozen woorden West-Vlaams zouden volstaan. Close enough. Als niemand elkaar verstaat, schept dat toch ook een band?

Ik ging bij wijze van voorbereiding op zoek naar wat Schotse folkmuziek. De Ierse variant staat bij ons bekend als een oergeluid: zet een paar van deze deuntjes op in een Irsish pub en voor je het weet staat iederen dronken, lallend – of vechtend, afhankelijk van welk cliché je voorkeur geniet – in elkaars armen leuk te wezen. Zeg ‘Ierse folk’ en mensen hebben meteen een beeld van wat je wilt bedoelen. Maar Schotse folk? Wat moest ik me daar juist bij voorstellen?

Een snelle Google-opdracht later (want zò veel tijd ging ik er ook niet in steken, uiteraard) kwam ik uit bij ‘Back of the Moon’. Het was de eerste naam die me aansprak in een tamelijk uitgebreid lijstje en ik ging op zoek op YouTube. Ja, Google heeft me danig geïndoctrineerd.

Het was voor mij een ‘Jens-gaat-shoppen’-momentje. Telkens ik in de solden op zoek ga naar een broodnodige uitbreiding van mijn garderobe, komt het wel eens voor: ik vind niets naar mijn smaak, tot ik dan toch ìets vind. Alles dat daarna mijn pad kruist, is niet goed genoeg. Ik koop het eerste stuk dat ik paste en goed vond, en ik keer terug naar huis.

Met BotM was dat niet anders. Mijn zoektocht werd terstond gestaakt en ik zocht enkele albums op op Apple Music. Ik ben niet het soort persoon die doorgaans een willekeurige afspeellijst opzet. Ik wil een album leren kennen, het meerdere malen beluisteren en het de weken erna zoveel mogelijk opzetten voor ik overga naar het volgende album.

Het album waar het in dit geval om ging, was een live-opname van het Amerikaanse folkfestival ‘FestivaLink’ uit 2007. Ik had de andere (studio-)albums ook (kort) geprobeerd, maar die bezaten naar mijn mening niet dezelfde levenslustige energie die het live-optreden zo begeesterde. Cynthia zou deze laatste zin omschrijven als ‘muziek waar ik nerveus van word’. Een omschrijving die ze eveneens gebruikt voor ‘Banda Magda’.

Dat dit album zo levenslustig klinkt, kan mogelijk te maken hebben met het feit dat dit optreden plaatsvond tijdens de laatste tour die de band ooit speelde. Exact drie maanden later hielden ze ermee op. Maar misschien is net het die kennis die ervoor zorgt dat ik het gevoel krijg dat de muzikanten willen zeggen “one more for the road…”

Eén van de nummers op dit album, het allereerste dat ik van hen beluisterde en hét nummer dat me bij mijn nekvel greep en ervoor zorgde dat ik mijn zoektocht afbrak, was ‘The Final Trawl’. Archie Fischer (die het nummer ‘All around my Hat populair genoeg maakte zodat ‘Steeleye Span’ er later mee aan de slag ging en er prompt een hit mee scoorde) schreef het in 1984 en voorzag het, onder meer, van een prachtige vioolbegeleiding. BotM voegde er op hun beurt een prachtige fluitbegeleiding aan toe. Wat me daarnaast echt opviel, was het ietwat specifieke stemgeluid van zangeres Gillian Frame.

Ik ben iemand die slechts zelden luistert naar de teksten van liedjes. Voor mij is het het samenspel van de instrumentatie, in combinatie met het stemgeluid van de zanger(es) dat maakt dat ik halsoverkop verliefd word op een nummer. Ik denk dat ik het aantal liedjes dat ik uit het hoofd volledig kan meezingen op één hand kan tellen. Fun fact: een oorwurm kan je het best verdrijven door voor jezelf (al dan niet luidop) de tekst te zingen van het liedje dat vastzit in je hoofd. Je brein wil namelijk closure en dat kan je jezelf alleen schenken door die ene terugkerende zin af te maken. Nogal lastig dus als je de tekst helemaal niet kent.

The Final Trawl was voor mij zo’n nummer dat op vlak van compositie en geluid nagenoeg perfect was. De stem van Frame mocht dan nogal apart zijn, ze vulde het klankbeeld perfect aan. Het nummer zit twee jaar later nog regelmatig vast in mijn hoofd. En uiteraard ken ik ook hier de tekst niet van, waardoor het nummer wellicht nog vele malen zal terugkeren.

Het is nu pas, nu ik er over schrijf, dat ik besef waar het nummer echt over gaat: een vissersboot die zijn beste tijd heeft gehad en aan een afscheidsvaart begint. Een trawl is namelijk een vistechniek waarbij een boot met zijn netten achter zich aan door een rivier of zee vaart. Het is evenwel de oorsprong van het woord trawl dat mij intrigeert. Het is afkomstig uit het Nederlands van de 15e eeuw, waarbij een tragel een jaagpad is. Tragelen betekende dan weer “aan eene treklijn loopen”, met andere woorden een goeie omschrijving van wat trawling is.

Komende zomer trekken we opnieuw richting Schotland, opnieuw om er te gaan wandelen. Misschien waag ik me voordien wel opnieuw aan een Google-queeste, in de hoop dit keer wat dieper te kunnen duiken in de Schotse folkmuziek dan die ene groep die ik tot dusver ken. Maar ik beloof niks; The Final Trawl zal me tot het einde van mijn dagen achtervolgen, en aan één Schotse achtervolger heb ik voorlopig genoeg.

De opname hieronder komt van hetzelfde optreden als dat waar het live-album werd opgenomen. (Gemaakt door iemand in het publiek, dus met lagere kwaliteit.)

‘Ik wil gewoon thuis zijn en niets doen. Mag het?’

Over werken, ontspannen, hobbies en niks doen. Over ouder worden en een nieuwe levensfase ontdekken. Over een opinie in De Standaard.

IMG_20160527_155349
Rustgevend plaatje ter bevordering van de rustgevendheid.

Zo verscheen het onlangs in mijn Twitter-tijdlijn. Ikzelf, grote fan van niksdoen, ben dan meteen getriggerd. De boventitel, “Mensen zonder hobby maken bewuste keuze”, verwarde me wel enigszins. “Tuurlijk,” denk ik, blijkbaar niet wetende dat heel veel mensen vandaag blijkbaar het gevoel hebben dat ze deel uitmaken van een soort verzet tegen een onderdrukkende macht.

In mijn wereld is het nochtans logisch: heb je geen zin om de deur uit te gaan, blijf dan in je zetel liggen. Ja, mensen kijken wel eens raar op als je zegt ‘nee, vandaag niet. Geen zin.’ Tot ze zelf in een soortgelijke situatie zitten en eens een keer geen zin hebben. Dat laatste zet me af en toe al eens aan om zonder problemen een afspraak te weigeren, en me daar verder niet schuldig over te voelen.

Begrijp me ook niet verkeerd: een gemaakte afspraak zal ik maar zelden afzeggen. Omdat ik weet dat het langs de ene kant niet gepast is om terug te komen op je woord, en langs de andere kant omdat ik besef dat ik het waarschijnlijk alsnog gewoon leuk vind om te doen.

Overgangsfase

Binnen mijn vriendenkring was ik bij de eersten die vast begon te werken. Ik was nooit een feestbeest en paste doorgaans standaard voor een TD of een indrinkfeestje. Nooit iemand die ernaar kraaide – was ik misschien niet leuk genoeg om toch te overtuigen? Tot ik begon te werken en al snel merkte dat ‘s avonds nog buiten komen toch een ander soort energie vroeg dan degene die ik aansprak tijdens mijn studentenleven.

Op unief was het makkelijk, besef ik nu beter. Ja, je komt vaak thuis met het besef dat je deze taak of die paper nog moet afwerken, dat boek nog moet lezen en nog een antwoord formuleren op de kwestie die ‘s anderendaags op tafel ligt in de les. Maar tussendoor ben je zò vrij om je tijd in te plannen, dat het, ook voor mij, haast geen moeite kostte om ‘na de werkuren’ nog met iemand af te spreken of iets te gaan doen.

Een veertigurenweek is andere koek. Je spendeert de hele dag aan door aan je werk, je klanten,… je mails? Als je dan na het werk thuiskomt en je moet nog de deur uit, dan spreek je een diepere bron van energie aan. De energie die zegt ‘goed, dit doe ik nog, maar alleen omdat het een halve verplichting is.’ Dat bedoel ik dan heel ruim: ik vind het heel leuk om te repeteren met onze countryband, maar ik voel het soms toch aan als een verplichting, omdat ik die mensen ook niet teleur wil stellen.

Nu meer en meer van mijn vrienden in dezelfde levensfase zitten, merk ik dat zij het eveneens moeilijk hebben met die balans zoeken: voldoende ontspannen, zonder dat je hobby gaat aanvoelen als een wekelijkse verplichting waar je niet onderuit kan. Wees gerust, mijn beste maatjes van Emmaville: zo ver laat ik het zeker niet komen.

Agenda bepalen

Ik merk dat die balans bij te veel mensen scheefzit en heb me enige tijd geleden dan ook voorgenomen mijn eigen agenda veel meer zelf te bepalen. Lukt iets niet, of heb ik er geen zin in, dan doe ik het niet. Heb ik eens geen zin om te gaan repeteren op zaterdag en in de plaats iets anders te doen, dan zal ik me niet verplicht voelen om toch naar die repetitie te gaan. Zo hou ik het leuk voor mezelf (‘hoe leuk zou het niet zijn als ik niet hier zat te repeteren maar ginder iets anders zou doen?’) en voor anderen, die mijn humeur dan niet moeten trotseren.

Het komt neer op die delicate grens bewaken tussen verplichting en ontspanning. Doe je het niet graag meer, heeft het dan zin om er toch mee verder te gaan?

Er zijn het voorbije jaar al eens momenten geweest dat ik helemaal geen zin had om naar de repetitie van ons percussie-ensemble te gaan. Vaak ben ik dan toch nog geweest, voor de nadrink. Het komende halfjaar repeteren we voor een concert waar ik zelf niet aan kan deelnemen, maar dat zal me er niet van weerhouden van toch nog regelmatig te gaan ‘repeteren’. De balans zit goed.

In het kort

Een hobby is ontspanning. Uiteraard verbind je jezelf ertoe om daar bepaalde offers voor te maken, maar als je eigen passie voor je hobby groot genoeg is, zou dat geen probleem mogen zijn. Zolang je de balans op een gezond evenwicht houdt, zal je daar geen last van ondervinden. Is dat wel het geval, dan is pas tijd om eens na te denken.

Op voorhand zeggen ‘ik wil geen hobby want dan zet ik mezelf vast’ is sowieso al de verkeerde ingesteldheid om ergens aan te beginnen. Joke van Caesbroeck (de schrijfster van de opinie) heeft een punt dat we onszelf en onze kinderen niets moeten opdringen vanwege een misplaatste FOMO, maar thuis zitten uit schrik voor die alomtegenwoordige burn-out brengt ook geen zoden aan de dijk. Het is niet alles of niks: het is waar jij je goed bij voelt.

En als jij je goed voelt bij elk vrij moment in de zetel doorbrengen, voor tv of met een goed boek, is dat jouw goed recht; en daar heeft niemand iets op te zeggen.

Review van een collega: Puberende papa

Als redacteur heb ik mijn deel van techreviews geschreven. Soms waren ze lyrisch, soms iets minder. Vandaag volgt een review van collega Dries: is hij z’n geld waard?

IMG_20161205_101826
Een Dries in zijn vertrouwde habitat.

De voorbije twee jaar en één maand ging ik aan de slag met Dries, hoofdredacteur van ZDNet en, recentelijker, TechPulse. Ik kon hem van dichtbij testen, uitproberen en onderwerpen aan allerlei uitgebreide tests. Ik onderzocht zijn krasbestendigheid, efficiëntie en onderwierp hem aan enkele valtests. Hoe ging hij om met de valkuilen die hij op zijn weg tegenkwam en is hij zijn geld waard?

Laat ons beginnen met het design: de bouwkwaliteit is goed, zonder meer. Hoewel heel wat concurrenten kiezen voor een behuizing die meer is opgebouwd uit energiedrank, snacks en sloten koffie, koos de fabrikant hier voor een betrouwenswaardig body in één stuk. Het voordeel daarvan is een stijfheid die barsten en gebroken onderdelen voorkomt. Een duidelijk nadeel is evenwel dat de al bij al beperkte isolatie ervoor zorgt dat schokken harder aankomen, zoals we merkten bij enkele valtests. De Dries die ik testte, kwam wel met een bestaande beschadiging, vermoedelijk van een valpartij uit zijn jeugd.

Als hoofdredacteur spreekt het voor zich dat het geteste model beschikt over een hoofd. Dat hoofd heeft veel weg van een eerder model uit een vorige generatie. Maar op zich is er niks mis met het hergebruiken van een tried and tested model. Het zorgt voor een vleugje herkenbaarheid in een wereld waarin iedereen wil rondlopen met de coolste, modernste haarsnits. De Kim Jong-un-snit van dit testmodel doorstaat bovendien probleemloos de tand des tijds.

Het Noord-Koreaanse kantje kwam in de hele testperiode gelukkig maar zelden bovendrijven. Eén keer was er een incident waarbij een whiskyfles werd ingepikt, en er was uiteraard de nodige corruptie waarbij de hogere rang werd uitgebuit, maar dat geldt voor elke zichzelf respecterende hoofdredacteur. Je moet het hem vergeven: soms durft hij gewoon niet toegeven dat andermans titel beter gevonden is. Over het algemeen was het evenwel de westelijke, pacifistische kant die de boventoon voerde.

Wie zich een Dries aanschaft, moet wel rekening houden met een overdreven overlevingsdrang. Het model dat wij op de redactie hadden, bleek zichzelf te willen vereeuwigen door zich automatisch, zonder aansporing van onze testers, te reproduceren. Is het een poging om een blijvend memorandum aan zichzelf achter te laten op deze wereld? We weten het niet.

Het resultaat was een mini-Dries (of dat vermoeden we toch, verdere tests zijn vereist om het onomstotelijk te bewijzen). Ikzelf, maar mijn collega’s alsmede, vinden het enigszins bemoedigend dat het blijkbaar niet nodig is om het gamen, kaarten en jongensachtige af te zweren vooraleer je een grotere verantwoordelijkheid kan aannemen. Het is mooi en vertederend om te zien hoe een volwassen man, met intact kind binnenin, erin slaagt om toch een verantwoordelijke vader te zijn. De onwilligheid om het kind op populair verzoek ‘Elon’ te noemen, stootte ons dan weer tegen de borst. Naast het kind was er binnen blijkbaar nog plaats voor een snuif koppigheid.

Bekijken we het hele plaatje, dan zien we dat er nog groeimogelijkheden zijn. Een grotere hak onder de schoen bijvoorbeeld. Daarnaast zijn er maar weinig punten die zo negatief zijn dat ik de aanschaf van een Dries moet afraden. Daarom, voor sfeer en gezelligheid, geef ik een welverdiende 8/10.

De zin en onzin van Chinese miljoenentransfers

Chinese voetbalclubs roeren zich opnieuw. In het komende transferseizoen beloven opnieuw enkele enorme bedragen van rekening te wisselen, voor vaak middelmatige spelers. Toch hebben we een verkeerd beeld van deze miljoenentransacties.

Ball on the hands with flag of China

“Chinese club betaalt X miljoen voor speler Y”, “Speler W zal X miljoen verdienen per jaar”. Het zijn berichten die we tijdens de transferperiodes regelmatig zien passeren. Voor de leek: in Europa lopen de meeste transferperiodes tussen 1 en 31 januari en tussen 1 juli en 31 augustus. Daarbuiten krijgen we vaak roddels en ‘mogelijke transfers’ voorgeschoteld, maar vaker dan niet gaat het daar om verhalen die door spelersmakelaars worden verspreid om de waarde van de speler in kwestie naar boven te drijven.

Vorige zomer, en afgelopen januari, stonden chinese clubs vaak in de spotlights met de waanzinnige bedragen die ze (willen) spenderen aan deze of gene speler. Axel Witsel verkaste bijvoorbeeld voor een redelijk ‘bescheiden’ bedrag (zijn contract liep tenslotte af) van 20 miljoen euro van Sint-Petersburg naar die ene Chinese club die we niet kunnen onthouden. Daarbij sprong niet de transfersom in het oog, als wel het riante loon dat hij jaarlijks zou opstrijken. En toch hebben we een volledig verkeerd beeld van de Chinese transferpolitiek.

Vergelijk het eens met wat er deze zomer allemaal op stapel staat. Jarenlang was Zinedine Zidane de duurste speler ooit, nadat hij van Juventus verhuisde naar Real Madrid: ongeveer 78 miljoen euro. Daarna ging de prijs naar Christiano Ronaldo: 94 miljoen euro tussen Manchester United en Real Madrid. Niet veel later was het Gareth Bale die van Tottenham naar (alweer) Real Madrid ging en daarmee de mythische kaap van 100 miljoen euro doorbrak. Vorige zomer was er alweer Paul Pogba die van Juventus naar Manchester United ging voor 105 miljoen euro. (Alle bedragen zijn schattingen.)

In China oogt het dan nog net iets anders: Oscar (Chelsea) trok naar China voor 60 miljoen euro, Odion Ighalo (Watford) voor 23 miljoen, Carlos Tevez (Boca Juniors, ooit nog bij onder meer Manchester United) voor 10 miljoen. In totaal geeft China erg veel geld uit voor een competitie die de naam bijna niet waardig is, maar in vergelijking met de Engelse Premier League (1.3 miljard) valt het al bij al nog mee.

Zelfs de torenhoge lonen zijn makkelijk te verklaren. De spelers krijgen van hun clubs een basisloon dat wordt aangevuld met sponsorovereenkomsten, licentie- en beeldenisovereenkomsten en nog wat extra sponsoring door de investeerders achter de club. Het is niet zo heel anders dan wat er gebeurt in Engeland, Italië of Spanje (bv. Ronaldo en Lionel Messi).

Wat mij betreft, is het enige opmerkelijke aan dit verhaal dat het veelal ‘has beens’ zijn die worden aangetrokken voor bedragen die ver boven hun werkelijke waarde liggen. Tevez zit aan het einde van zijn carrière, Witsel was al jaren aan het uitbollen, Hulk wist geen potten meer te breken,… Een speler als Oscar is nog iets anders, maar het is slechts de uitzondering die de regel bevestigt.

Kijken we opnieuw wat dichter bij huis, dan zien we dat in het nieuwe contract van Messi een verkoopclausule werd opgenomen van 400 miljoen euro. Zelfs al is hij al 30 jaar, vroeg of laat zal een club wel zo gek zijn dat ze dat willen betalen. Of wat te denken van Romelu Lukaku? Is een speler die we constant afbreken omdat zijn techniek verre van perfect is dan echt 100 miljoen euro waard?

Er zijn allerlei gekke dingen aan het gebeuren op voetbalvlak, maar in China zijn ze ergens nog te begrijpen. Het land wil zich op de kaart zetten in een van de grootste en lucratiefste sporten ter wereld. Ze doen dat door aandacht en grote namen naar zich toe te lokken. De Chinese voetbalbond heeft ondertussen al maatregelen getroffen om te voorkomen dat Chinese spelers geen kansen meer zouden krijgen, maar dat houdt de clubs niet tegen om nog meer namen aan te trekken.

Het zal geen tien jaar duren of die investeringen lopen over naar infrastructuur, jongerenwerking en andere nuttige gebieden. In Europa daarentegen zijn de grootste clubs nog groter en rijker aan het worden, terwijl we voor de laatste Engelse triomf in een groot tornooi al moeten terugkijken naar 2012 (vijf jaar is een eeuwigheid in dit wereldje!) toen Chelsea na een erbarmelijke campagne ook Bayern München wist opzij te zetten na een draak van een wedstrijd waarin Chelsea de term ‘antivoetbal’ een volledig nieuwe betekenis gaf.

Toch worden de Engelse clubs steeds machtiger; getuige de recente lijst van meest waardevolle clubs die onlangs werd gepubliceerd. Daar stond Manchester United autoritair bovenaan, met een straatlengte voorsprong op de nummer twee. Hoe lang is het geleden dat die club nog een titel pakte, vraag je? Vier jaar, and counting.

We kunnen de Chinese voetbalpolitiek afschilderen als verziekers van het spel en actoren die transferprijzen kunstmatig naar boven halen, maar wie iets objectiever kijkt, zal merken dat het China-verhaal eigenlijk een non-verhaal is. Er zijn veel dichter bij huis veel meer actoren die nog beter hun best doen om de boel te verzieken.

Om nog even te kijken naar de eigen competitie: hoe lang is het geleden dat we met verwondering spraken over ‘de duurste transfer ooit gedaan door een Belgische club’ (5 miljoen voor Aleksandar Mitrovic)? Drie jaar. Een jaar later verbrak het dat record alweer door 6.5 miljoen neer te tellen voor steven Defour. Nog een jaar later betaalden de Brusselaars 10 miljoen euro voor Nicolae Stanciu. Een verdubbeling op twee jaar tijd. En geen kat die het nog lijkt te weten.

Laat ons eindigen met twee populaire gezegdes in het voetbal. Ten eerste: de groten worden groter en de kleintjes kleiner. Ten tweede: het is maar wat de zot ervoor wilt betalen. Maar één voorspelling mag je van mij aannemen: dat blijft niet duren. Ook deze zeepbel zal vroeg of laat barsten.

Apologie van de Afwezigheid

Een woordje uitleg bij de ruime radiostiltes.

Vrienden, fans, aanbidders, slaven van mijn woorden. De cijfers liegen er niet om: vorig jaar deze tijd waren op deze blog al duizend berichten verschenen (met lichte overdijving) en waren ze al duizenden malen gelezen (iets minder overdreven). Dit jaar staat de teller heel wat lager. Nog steeds hoor ik regelmatig een fan die beweert alles te lezen, met de nodige bewondering en verwondering.

Dat is altijd leuk om te horen, maar zorgt ook voor een zekere druk. Eén bericht per week online zwieren lijkt geen al te grote taak, en toch slaag ik er niet meer in. Dat heeft deels te maken met de materie die hier passeert: het zijn geen nieuwsberichten, maar komen net voort uit de diepere krochten van mijn fantasie. Die put lijkt bodemloos – ja, ik heb altijd wel iets onzinnigs te verkondigen – in zijn almachtigheid. Toch probeer ik te vermijden dat ik elke schrijf om iets te schrijven en mijn blogje gevuld te krijgen.

De laatste tijd ontbreekt het mij aan tijd en energie om jullie, mijn lezers, te verwennen met nieuwe nonsensicaliteit. De redenen zijn veelvuldig: de voorbije maanden volgde het ene event of concert het andere op, terwijl ons leven ons voorbijraasde aan een snelheid die de geluidsmuur doorbreekt. Onze excuses, gewaardeerde onder- en bovenburen, als de knal jullie tinnitus bezorgde.

Cynthia en ik zijn bezig aan een versnelde cursus nestelgedrag en hebben zo onder meer een appartementje gekocht. Daarnaast hebben we besloten dat we volgend jaar samen een toneelstuk op de planken gaan brengen voor ons geliefde Skepping – en dat betekent dat die tekst nu wordt geschreven om in de zomer klaar te zijn. Daarnaast zijn er nog enkele projecten waar we hard aan werken, zowel talig, tekstig, als van de levendige soort.

Wanneer de tijd rijp is, zullen we elk van die projecten ruim uit de doeken doen. Maar daarom nogmaals een excuus aan al mijn trouwe fans en aan hen die simpelweg niks beter te doen hebben. In de tussentijd, terwijl de tijd rijpt, zal er hier en daar nog wel eens iets verschijnen. Verwacht onder meer het ‘Relaas van de Rode Keuken’, de ‘Elegie van de Elektriek’, de ‘Naarstigheid van Gunther Neefs’ en ‘Geheimhouding van de Geheimzinnigdoenerij’. Deze blog is nog niet dood en zal op termijn op Conchita Wurstachtige wijze nog wel eens risen as ne feniks. Om er dan toch een Eurosongverwijzing in te proppen.

Hypocriete kat

We hebben sinds kort een kat. Ze doet zich heel liefdevol en liefhebbend voor, maar schijn bedriegt.

mde

Sinds een maand is ons appartement opnieuw gevuld met Cynthia-praat-tegen-een-baby-klanken. Je weet wel, het karakteristieke hoge stemmetje dat we allemaal wel eens bovenhalen wanneer we tegen een pasgeboren medemens verhalen hoe verziekt onze dag was en hoe de secretaresse weer eens een belangrijk dossier door de versnipperaar draaide – eerlijk ik heb geen flauw idee hoe het eraan toegaat in de Belgische kantoren, ik haal mijn wereldbeeld uit Amerikaanse sitcoms.

Punt is dat Cynthia er wel eens gebruik van maakt tegen de kat. Ze maakt er schijnbaar geen probleem van dat onze poes ons voorliegt, dat ze ons bedriegt, beduvelt, belazert, bezwendelt en misleidt. Onze kat, né Nia, maar we noemen ze Noedel (Noedel, Cynthia en niet Noodle!), doet alsof ze ons wel tof vindt, alsof ze ons liefheeft en nodig heeft, maar sinds kort ken ik de waarheid.

Ik moest eens een dagje van thuis uit werken, want ik had een afspraak in ik weet al niet meer waar. Bijgevolg was ik al thuis toen de vrouw des appartements thuiskwam. Noedel kwam braaf aangelopen van zodra ze de voetstappen op de trap hoorde. Wanneer Cynthia de deur opendeed, zat ze braaf te wachten en te miauwen, hoogstwaarschijnlijk zeggend “hoera, je bent terug, laat ons dat vieren met wat kopkesgekrabbel”. En Cynthia voldeed gedwee aan het bevel.

Ze was zich er niettemin niet van bewust dat ze al de 37ste was die die dag de trap naar boven nam. Het was bijgevolg al de 35ste keer dat ze klaar zat om Cynthia te verwelkomen (de andere twee keren was Noedel aan het kakken, het kakmasjien). Het is duidelijk dat ze ons wilt doen geloven dat ze niet kan wachten tot we thuis zijn, terwijl de waarheid is dat ze blij zou zijn met eender wie.

Het schaadt mijn zelfbeeld met diepe wonden. Des te meer aangezien ik niet langer haar favoriet ben. De kat heeft blijkbaar besloten dat het makkelijker, wenselijker en opportunistischer is om goede vriendjes te zijn met de persoon die het vaakst zorgt voor haar maaltijden. Bijgevolg ben ik alleen nog goed om aandacht aan te vragen als Cynthia eens bezig is met een avondvullende taak als slapen.

Ik vraag mij met een bang hart af wat de volgende stap is in Noedels duivelse meesterplan. Is het de verovering van het ganse appartement (de papieren en stoffen zakken heeft ze al overwonnen)? Moeten we nog slaafser worden dan we al zijn? Wil ze de wereld overnemen en enkele nucleaire bommen gooien op het oranje doelwit op het hoofd van Trump? Ik zal haar vanavond eens vragen wat haar plannen zijn.

Hoe werkt airconditioning?

Nu we eindelijk een auto met airco hebben, besloot ik eens na te gaan hoe zo’n systeem werkt. Ik ging tevens op zoek naar het ontroerende verhaal achter deze slimmigheid.

edf
Afscheid van een vriend.

Jaren rondtuffen met een Toyota Corolla uit 1995 heeft me één ding geleerd: de Belgische zomers zijn verschrikkelijk warm, wat kwatongen ook mogen beweren. Op de ergste dagen ben je verplicht om je ruiten in te slaan om zoveel mogelijk frisse lucht binnen te laten. Wil je de Autobahn op, dan heb je wel een probleem: open ruiten maken veel kabaal, zijn niet zo aangenaam aan de oren (met drukverschillen enal) en ze ondermijnen de aerodynamica van je wagen. Je kan net zo goed een parachute achter je wagen hangen.

Op reis gaan naar zee, midden in de zomer, was meer dan eens een hachelijke onderneming waarbij we enkele liters water meezeulden ter bevochtiging van ons innerlijke bergriviertje. Als dat opdroogde, verdampte een goed humeur immers mee. In de wagen van 22 jaar geleden was het zelfs zo erg dat een licht Belgisch nazomertje de radiator van de Corolla wist te fnuiken.

Met de invoering van de Lage EmissieZone en de nieuwe Super 95-E10-brandstof vonden we het welletjes. De Corolla werd onder vriendelijke dwang naar de uitgang begeleid, een gloednieuwe Citroën C3 nam zijn plaats in. Naast alle bijhorende gadgets (WE HEBBEN GADGETS VERDORIE, MAAK DAT MEE!) is de airconditioning veruit de grootste vooruitgang. Niet meer bakken en braden in de hete maartse zon, maar chillen in de koelte van de Franse techniek.

Het zet een mens, alweer, aan het denken. Waar komt zo’n airco vandaan? Wat is het verhaal erachter? Wie heeft het uitgevonden, en natuurlijk: hoe werkt zoiets? Ik ging op onderzoek in mijn mind palace, waar ik alle informatie ter wereld bewaar (of toch minstens een kopie ervan, al dan niet afkomstig uit een parallel universum). Dit is het verhaal van Air. Co.

Tegenwoordig hebben we het over air conditioning, of airconditioning. In vroeger jaren spraken we echter over ‘The Aireal Company’, kortweg ‘Air. Co’. Het bedrijf was een fabrikant van vliegtuigen. Naast het bouwwerk, voerde het ook testvluchten uit. Hoog boven de vaste grond was het altijd lekker fris, terwijl wolken steeds afwezig bleven, als je maar hoog genoeg klom.

Howard Air, de oprichter van Air. Co. droomde steeds vaker van een ideale wereld waarin dergelijke verfrissing op bestelling zou neerdalen op onze hoofden. Na de Tweede Wereldoorlog stortte de markt voor vliegers in. Howard besefte dat hij zijn bedrijf moest heroriënteren, wilde hij niet eindigen als een arme stakker op straat. Meer en meer tijd ging verloren aan zijn geknoei met vliegtuigpropellers.

Hij bouwde een eerste prototype van wat hij de ‘Surreal Hotness Impairment Technology’ noemde, kortweg SHIT. En zoals de naam aangaf, werd het geen groot succes. De propellers kwamen vaak los en zorgden regelmatig voor een zacht kloppend geluid in de radiatorbuizen. Een oude verwarming maakt dat geluid vandaag nog steeds – nu weet je meteen waar dat vandaan komt. In sommige gevallen zorgden de propellers ook voor onthoofdingen, maar dat werd nooit bevestigd door de Air. Co.

Een tweede prototype maakte gebruik van water. Leidingen passeerden langs de buitenkant van een gebouw of wagen, waardoor het water afkoelde en de leidingen langs de binnenkant een koude gloed zouden afgeven. Het principe werd later ingepikt voor de verwarming van zwembaden; die systemen maken gebruik van hetzelfde principe.

Zoals de zwembadtoepassing aantoont, is het een goed idee. Helaas testte Howard zijn idee alleen uit in de winter. Hij wilde zijn Second SHIT (zoals hij het noemde) zo snel mogelijk op de markt kunnen brengen en wachtte de zomer dus niet af, tot zijn eigen scha en schande. Wat bleek namelijk? In de winter koelt het water wel goed af buiten, maar in de zomer maak je op die manier een zeer efficiënte verwarming. Howard zag zich genoodzaakt om opnieuw te beginnen.

Toen zijn bedrijf bijna failliet was, schoot het hem plots toch te binnen, het idee dat ons vandaag nog steeds voorziet van frisse lucht. Wat is er nooit warm, maar altijd koud, waar je het ook vandaan haalt? Juist, ijs! Geen crème-glace, maar echt ijs, bevroren water. De oplossing was simpel: hij moest gewoonweg zijn eerste prototype hernemen en er een ijsmachine bij inbouwen.

Het ijs dat werd gemaakt komt terecht in een houdertje dat voor een propeller wordt gehouden. Door de lucht die langs het ijsblokje passeert, krijg je een frisse wind. De propeller zorgt er dan voor hoe koud het wordt: blaast hij hard, dan krijg je veel lucht die tegen het ijsblokje aanwrijft en sneller in de warme ruimte komt, waardoor de koude minder snel verloren gaat. Is het warm, dan blaast de propeller minder hard, waardoor de lucht meer tijd krijgt om opnieuw op te warmen voor je het windje voelt.

De moderne temperatuurregeling was geboren. Niet veel later zou ze ook worden toegepast in wagens. Opvallend: bij sjieke wagens wordt de gewone ijsmachine vervangen door een deluxe-exemplaar. Een BMW-ijsmachine maakt bijvoorbeeld geen gewoon Belgisch ijs aan, maar echt Scandinavisch gletsjerijs. Een goedkopere Citroën moet het dus doen met minder kwalitatief ijs, waardoor de wagen toch net iets minder goed wordt afgekoeld. Tenzij je een duurdere auto koopt uit de DS-reeks; die maakt namelijk Alpenijs aan.

nor
Ons nief voiture.

De zegen van het eeuwige twijfelen

Ik ben geen ‘early adopter’. Ik kom in werkelijkheid vaak veel te laat toe op het feestje. Maar dat is niet slecht, integendeel. Het is een zegen om een eeuwige twijfelaar te zijn.

He loves me?Wij, de eeuwige twijfelaars, zijn een uitstervend ras. Terwijl de rest rondom ons alles sneller beslist, impulsiever reageert, keuzes maakt, knopen doorhakt, gaan wij ons rustige gangetje. Overpeinzen, er nog eens over gaan, vergelijkingen opstellen, desnoods Excel-tabellen vullen met becijferd bewijsmateriaal. Of we al een keuze hebben gemaakt? Nee, we gaan er nog eens een nachtje over slapen, maar toch bedankt.

We maken die andere groep bloednerveus. Waar wachten we toch op? Waar twijfelen we nog aan? Zo moeilijk is het toch niet om een keuze te maken? Nee, dat niet. Het is inderdaad doodsimpel om een keuze te maken. Wat de uitkomst ook moge zijn, het is niet moeilijk om een beslissing te nemen en daar tot het einde der tijden bij te blijven. Het is daarentegen een hels karwei om telkens de goeie keuze te maken; degene waar we geen spijt van krijgen, waarvan we na enkele weken niet denken “verdorie, had ik er toch maar wat langer over nagedacht.”

Ik was ooit lid van die eerste categorie. Met het ouder, en gieriger, worden heb ik me bekeerd. Ik ga 40 uur in de week werken, pendel elke dag drie uur over en weer. Dan gaat een mens al eens nadenken waar hij zijn geld eigenlijk aan besteedt. Vroeger was een miskoop een regelmatig terugkerend gegeven. Ik zag iets, was onder de indruk, wilde het hebben. Drie maanden later lag het onderwerp van mijn kortstondige affectie te beschimmelen in de onderste lade van mijn bureau.

Nu ik niet langer andermans geld te besteden heb, ben ik voorzichtiger geworden. Niet langer vergaap ik mij regelmatig aan de hardware-afdeling van Mediamarkt of Fnac. Dat hoeft ook niet langer: na bijna twee jaar ben ik bijna (bijna!) immuun voor de zoveelste nieuwe smartphone, tablets kunnen voor mijn part de hoogste boom in en smartwatches lossen hun mooie beloftes niet langer in.

Tegenwoordig ben ik de rustige prediker van de goed doordachte, weloverwogen inkoopbeslissingen. Onlangs was ik aan het twijfelen over een nieuw hybride smartwatch, eentje dat redelijk slim is, zonder opzichtig te zijn en met een elegant design. Ik had het in september zien liggen op technologiebeurs IFA. Eind januari zou het op de markt komen en een week voor die deadline had ik nog steeds niet beslist of ik het wou kopen.

Dankzij mijn job was ik in staat om het binnen te halen voor een review, zodat ik toch zeker kon zijn dat het iets voor mij was. Het kostte 200 euro en ja hoor, ik zou zonder al te veel zorgen mijn geld kunnen boven halen; dit was iets dat ik wel kon pruimen. Dankzij dezelfde job heb ik overigens beseft dat, hoe zeer ik mijn smartphone ook liefheb, ik er nooit 700 euro aan zou kunnen of willen geven. Een toestel van 300 euro (nog steeds redelijk wat centen) voldoet net zo goed.

Vorig jaar hetzelfde verhaal met de aankoop van mijn koersfiets: mijn broer bood zijn oud exemplaar aan voor 300 euro. Een uitstekende deal, waar ik toch een maand over heb nagedacht. Achteraf geen seconde spijt van gehad. Of mijn Playstation 4: het kostte ruim een jaar en een straffe deal om mij te overhalen hem in huis te halen. Een heel verschil met die ene maand dat ik het volhield toen de PS3 verscheen. Mijn gamekast is ondertussen even onindrukwekkend: er liggen een stuk of vijf doosjes te wachten tot ik eindelijk klaar ben met die drie spellen die ik het voorbije jaar al speelde. Niettemin zijn het geen miskopen: uiteindelijk zullen ze wel eens aan de beurt komen.

Mijn wederhelft wordt soms even knettergek van mijn eeuwige twijfelgedrag als de autoverkoper die mij probeert te overtuigen bij hém mijn nieuwe wagen te bestellen. Zij is natuurlijk die wekenlang mijn pro- en contralijstjes moet aanhoren, 66 keer moet herhalen waarom dit of dat argument al dan geen steek houdt. Tot ze op het punt komt waar ze niets meer zegt dan “het is jouw geld”.

Daar staat tegenover dat ik me mijn laatste miskoop al bijna niet meer kan herinneren. Of toch wel: een nachtbeugel tegen mijn getandklem dat mij langzaam maar zeker mijn gebit zou kosten. Uiteraard werd dat dure geval nog geen maand later door de tandarts afgekeurd als zijnde een verwoester in eigen recht. Ik had het ding toch wel nodig, liet het hele beslissingsproces even varen en voila: 120 euro die ik nooit meer terug zal zien. Daarop liet ik bij de tandarts een exemplaar of maat maken; dit keer wel een goede beslissing die ik met niet zal beklagen – ook al was ze even snel genomen.

Ondertussen verkeer ik al een maand of twee in dubio over de Nintendo Switch. Ik ben een fervent mobiel gamer, wat van de Switch-hybride mijn natte droom maakt. Nog steeds heb ik geen toestel beslist. Naar aanloop van de release was het ding nog 30 euro goedkoper, waardoor ik nu zeker zal wachten tot de prijs opnieuw zakt. Uiteindelijk zal de console mijn woonkamer wel halen, maar dat kan ik pas met zekerheid zeggen als volgende maand mijn 32-ste lijstje klaar is.

(Spoiler: ik ging dit weekend naar ‘t stad en moet toegeven: als ik hem daar was tegengekomen, had ik hem meegenomen. Gelukkig is hij overal uitverkocht.)

Het monetaire voordeel is niet het enige. ‘A Game of Thrones’ werd 21 jaar geleden gepubliceerd. Vandaag moeten nog steeds twee van de (slechts) zeven delen verschijnen. Fans moeten gemiddeld vier jaar wachten op elk nieuw deel. Vier jaar! Ik begon pas vier jaar geleden aan de reeks boeken, maar stel je voor dat ik in ‘96 als vierjarig manneke de reeks al was begonnen. Ik zou al honderd keer gestorven zijn van ongeduldigheid.

Ik ben vorig jaar begonnen aan de ‘Wheel of Time’-reeks van Robert Jordan. En weet je wat? Die is al enkele jaren volledig af. 14 boeken, klaar voor het oprapen. Er is eentje uit? Geen probleem, het volgende staat klaar op mijn e-reader. Terry Pratchett? Allemaal al verschenen. ‘Harry Potter’ begon ik te volgen toen het vijfde boek verscheen en een aanvaardbaar aantal jaren later was die reeks compleet. Lang wachten, wat is dat?

‘Sherlock’: de hit van BBC met Bilbo Baggins en Benedict Cumberbitch? Seizoen drie was el enige tijd verschenen toen ik het zag. Zo’n half jaar moest ik wachten op het vierde en laatste seizoen. ‘House of Cards’; het vijfde seizoen is al uit, ik kan er rustig doorheen wandelen. ‘How I Met Your Mother’; seizoen vijf liep op z’n einde, en elk jaar was er een nieuw seizoen. Ik heb vier jaar meegevolgd naar de climax (in plaats van negen). ‘The Lord of The Rings’ dateert van zowat zestig jaar geleden, dat is maar op te pikken in de boekhandel.

We kunnen zo nog wel een middagje doorgaan. Het is ontzettend leuk om te kunnen meepraten over een nieuwe hitserie waar iedereen tegelijk naar kijkt. Voor een programma als pakweg De Mol of Temptation Island (dat is heerlijke tv en wie iets anders beweert, liegt!) kan het geen kwaad als je eens een week moet wachten, dat bouwt de spanning wat extra op en geeft de maatschappij weer iets waar ze een week lang over kunnen palaveren.

Maar tegelijk vind ik het minstens even leuk om alles te kunnen lezen, zien en beluisteren wanneer ik daar zin in heb. De wereld wordt hectischer, we moeten steeds flexibeler zijn en onze tijd indelen volgens een traditioneel patroon wordt almaar moeilijker. Dan is het een zegen als je de mogelijkheid hebt om je vrije tijd exact in te plannen hoe jij dat wilt. In een moderne wereld is het een zegen om een eeuwige twijfelaar te zijn en altijd te laat aan te komen op de hipste feestjes.

Overlevingsgids voor de eenzame man (deel 2)

In het nieuwe deel van je favoriete overlevingsgids kijken we naar een essentiële overlevingsvaardigheid: voedsel verzamelen en koken.

koken
My kind of cooking.

De eenzame man moet te allen tijde fit zijn. Je moet sterk genoeg zijn om te roepen naar de scheidsrechter op tv, of om achter vrouwen te kunnen lopen die je eigenlijk niet zien zitten, maar waarvan je zeker bent dat ze toch overstag zullen gaan als je ze maar intens genoeg op de hielen zit. Een goeie conditie is essentieel.

Die conditie moet je op peil houden met een gezond en voedzaam dieet. Een stevig pak friet doet bijvoorbeeld wonderen wanneer je zat als een ladder thuiskomt. Het houdt de alcohol comfortabel gekneld tussen je maagwand en de sloot aan mayonaise, zodat je nog lang kan nagenieten van je opgedane geld. Dat doet mij er nog aan denken: zorg ervoor dat je gehydrateerd blijft. Een pintje per uur, houdt je maag lekker zuur. Daardoor verlies je zelfs makkelijk gewicht als je lang genoeg op het toilet zit. Het rijmt, dus is het waar.

Deze gids zou niet compleet zijn zonder wat gezond kookadvies. De belangrijkste tip die ik op dat gebied kan meegeven, luidt: probeer regelmatig iets nieuws. Laat je daarbij nooit tegenhouden door de gangbare kookconventies. Een ei dat af en toe niet helemaal gaar is, kan heus geen kwaad. Is die pasta na twee minuten nog niet gaar. Trek het je dan niet aan: dat schuurt de maag. Groentjes snijden op die plank waarop je net de rauwe kip hebt gesneden? Geen pro… Nee, slecht idee. Niet doen.

Voor ons, de eenzame mannen die ofwel chronisch eenzaam zijn, ofwel eerder kort en acuut, is dat allemaal geen probleem. Ik zou zelfs meer zeggen: gezegend zijn zij die zonder lief zitten! Probeer een lid van de vrouwelijke overtuiging maar eens te overtuigen van de logica van het broodbakken zonder kneedarm in de machine. (Elke broodmachine heeft een kneedarm om het deeg te, alleeja, kneden hé, voor zij die dat niet weten.) Zij denken dan meteen dat je die er vergat in te steken, maar het komt nooit bij hen op dat je aan het experimenteren bent. Vooraleer je dan het resultaat kan uitproberen, ligt het brood-dat-geen-brood-is in de vuilbak. Jammer.

Daarom mijn tip voor dit tweede deel: durf experimenteren met je eten. Hou je kathedraal fit, zodat je nog lang en veel achter de meiskes kan holderdebolderen. Ga en vermenigvuldig u! (Maar hou het legaal.)

OaaS (Ontbijten as a Service)

Wie af en toe noodhulp nodig heeft bij een ernstig geval van ‘een hongerke’, kan zich voortaan wenden tot de plaatselijke automakelaar.

coffee-morning-breakfast-croissant
Omnomnommen vanderverniet.

Het was zondag en we hadden net gedaan met repeteren. Skepping speelt dit jaar ‘Het leven is droom’ van de gerenommeerde acteur/muzikant Sasha Bosny, befaamd na jaren op de Bühne, en wij waren onze lijntjes gaan opdissen. Letterlijk gesproken ging het die dag meer over praktische details en modeperikelen waar schrijver dezes zich wijselijk niet in moeide, maar goed.

Na afloop kregen Cynthia en ik last van een acuut hongerke. Je kent het wel: je maag beslist plots dat er te weinig rommel aanwezig is, je slokdarm knijpt zich toe uit protest tegen de werkloosheid en ademen gaat zo net wat moeilijker. Gelukkig passeerden we net een groot glazen gebouw waar we hapjes en drankjes uitgestald zagen. We zetten onze wagen langs de kant, kropen het gebouw binnen als waren we al dagen op de dool in de plaatselijke Sahara, en smeekten om “water, WATER, of een pintje als ge dat ook hebt…”

We werden ogenblikkelijk op onze wenken bediend. “Alles in orde, meneer? Hoe gaat het met u, meneer? Wat kan ik voor u betekenen, MENEER?” We namen rustig onze tijd om weer bij onze positieven te komen. Eens de honger en dorst enigszins bedwongen waren, tuurden we om ons heen. Waar we ook keken, overal zagen we de hedendaagse versie van het stalen ros, in alle kleuren en maten.

Bleek dat ze in dat mooie, goed verlichte gebouw niet alleen voedsel bedeelden, maar ook auto’s verkochten. We keken elkaar aan en we wisten wat de ander dacht: “wat een slim idee; voedsel aanbieden en ondertussen een wagen of twee proberen slijten.” We kregen er nog een ruime rondleiding bij, mochten eens plaatsnemen in de meest comfortabele bureaustoelen (al zit zo’n stuur toch wat te veel in de weg om deftig te kunnen werken of studeren) en we kregen nog een drankje.

Na veel vijven en zessen kreeg ik een lumineus idee. “Excuseert u mij, goede man, maar voorlopig hebben we genoeg gehoord. Nadat u klaar bent met mijn hielen te likken, en ze uiteraard voldoende proper zijn, gaan mijn gezellin en ik graag naar huis om uw voorstel nader te onderzoeken. Indien we meer informatie behoeven, komen we met plezier terug.”

Je merkt, beste lezer, dat ik niet van gisteren ben. Waarom zou ik me meteen laten overhalen tot de aanschaf van een nieuw vehikel, terwijl ik dat proces kan uitspinnen over meerdere weken, misschien zelfs maanden? Ik zou in die showroom zondaglijks mijn ontbijt kunnen gaan ophalen, alvorens naar de repetitie te gaan. Ze zouden het nooit doorhebben, terwijl ik met foldertje nummer duizend naar buiten huppel.

Voor het middagmaal wendden we ons die dag tot garages nummer twee en drie. Ons vieruurtje ging uit van garage nummer vier. Waarom zouden we ons immers beperken tot een enkel slachtoffer? Langs de Boomsesteenweg krioelt het van de gewillige dumperts, als een ware vismijn die wordt ontgonnen met enkele staafjes dynamiet.

Voor ons avondmaal dachten we de lekkernijen van Citroën te proberen. Met de lancering van de nieuwe C3 hoopten we daar zeker voldoende watten te zien om te worden ingelegd. We waren niet mis. Helaas ging het ergens in ons plan toch lichtjes de verkeerde kant uit. Toen we zowat anderhalf uur later buitenstapten, was dat met een rommelende maag. Ik weet nog steeds niet wat er misging, maar ik vermoed dat Cynthia haar aandacht even verloren was.

We stapten immers niet buiten, gevuld door oesters, kaviaar en Bollinger-champagne, maar met een offerte voor de nieuwe C3. We hebben zelfs een testrit gedaan, terwijl onze magen schreeuwden van de honger. En toch zijn we niet aan voedsel toegekomen. Of we hebben ons in de luren laten leggen, of ze zijn bij Citroën ook niet van gisteren, en dan ben ik van eergisteren. 

Pas daarom op als je nog eens een Citroënverdeler binnengaat: ze zijn daar sluw.