Anonieme getuigenis van een doodsbange acteur

Op het podium van theatergezelschap Skepping vallen regelmatig doodsbedreigingen. Dat zegt een acteur die anoniem wenst te blijven. Het verhaal van de verrassende tiran.

Jacques-Louis_David_-_Napoleon_Crossing_the_Alps_-_Kunsthistorisches_Museum
De schrijver/regisseur in kwestie waant zich een Napoleon, maar zit snel op zijn paard.

Vorige week sprak ik met de talentrijke schrijver/regisseur van ‘Tot de dood ons scheidt’, het beloftevolle toneelstuk dat volgende week zijn première kent. Deze week wenst een anonieme acteur te reageren. Hij stuurde mij een korte mail, met de vraag of ik een ‘recht van antwoord’ wilde publiceren. Aangezien dit medium transparantie en openheid voorstaat, gun ik hem die kans.

De acteur in kwestie is aangesloten bij Theatergezelschap Skepping en speelt deze week mee in het stuk. Zijn identiteit is gekend bij de redactie van deze blog.

“Het begon al op de eerste lezing,” steekt de misnoegde acteur meteen van wal. We bevinden ons in een artistieke koffiebar, omringd door artistieke types van het type ‘artistieke hipster’. U kent ze wel. Hij draagt een baret en een zonnebril om zeker niet herkend te worden. Alleen heeft hij de getinte glazen op sterkte van zijn zonnebril vervangen door ongetint vensterglas, want “dat is tegenwoordig veel hipper.” Hij kijkt de hele tijd schuchter in het rond, uit vrees een collega-acteur of – nog erger – de regisseur zelf tegen het lijf te lopen.

“Bij het verdelen van de rollen liep het al mis. Hij vertelde me dat ik mezelf absoluut niet mocht zijn. Ik moest een rol spelen, zei hij. Een masker opzetten en doen alsof ik iemand anders was. Daar kan ik dus niet tegen hé.” Tijdens ons hele gesprek komt hij eerder timide over, bang om zijn frustratie te laten doorschemeren. Maar af en toe laat hij zijn verbitterde gevoelens toch de vrije loop. “Al mijn hele leven draagt iedereen mij op hoe ik me moet gedragen. Wanneer ik op een podium stap, wil ik bevrijd zijn, mezelf kunnen uitdrukken. Als er dan zo’n regisseur woorden in mijn mond komt leggen, word ik helemaal moedeloos.”

“Pas op, ze zijn niet allebei zo, hoor,” verduidelijkt hij. Het stuk wordt immers geregisseerd door twee mensen: de schrijver, die een deel van de regie op zich neemt, en zijn partner. “Het is duidelijk dat hij zich heeft ingekocht, anders zet je zo iemand toch niet voor een groep? Zij kent duidelijk haar vak. Ze heeft er dan ook voor gestudeerd. Zij beseft dat we bezig zijn met het gesproken woord. Zie je hem bezig, dan vraag je je terstond af of er ook zoiets bestaat als het geroepen, geschreeuwde of het getierde woord.”

Ik vraag hem of hij of zijn collega’s zich soms onveilig voelen op het podium. “Ja, dat gebeurt al wel eens. Bijvoorbeeld wanneer hij iemand opdraagt om in iemands anders gezicht te roepen. Als die persoon dan roept, maar verder staat dan 15 centimeter van de ander zijn gezicht, dan is het kot te klein. Hij heeft er al mee gedreigd om ze samen op te sluiten op een toilet en ze er pas weer uit te laten als ze luider weten roepen dan 93 decibels. Zo krijg je zelfs schrik van de medeacteurs.”

Komt zijn wederhelft, in wezen de hoofdregisseur, dan nooit tussen? “Zou jij dat durven? Wij zijn er na een repetitie van verlost, zij moet er daarna nog mee naar huis. Soms, bij het buitengaan, zie ik haar een om-hulp-vragende blik naar ons werpen. Zo van ‘help me alsjeblieft’. Maar als we haar alleen spreken, ontkent ze dat in alle talen en beweert ze gelukkig te zijn.”


Disclaimer: grote delen van dit relaas zijn onwaar of lichtjes fictief. Kom de waarheid zelf ontdekken via www.theatercartouche.be.

Interview met een debuterend schrijver/regisseur

Talent vind je overal. Dagelijks staat er ergens ter wereld wel een virtuoos op. Of dat nu in gaming, muziek, schrijven of zeveren is. Ik ging het gesprek aan met de schrijver/regisseur van wat wel eens dé verrassende theaterhit van dit jaar kan zijn, en dat voor zijn debuut.

typewriter-801921_1280
De authentieke werkplek van een andere schrijver/regisseur.

We spreken af in een oud appartementsgebouw in Berchem. Hij nodigde me uit om bij hem thuis een stukje kaas van kaasaffineur Van Tricht te komen degusteren. Want ook kaas kan je, net als wijn, degusteren. Als hij goed genoeg is, tenminste. Het is een blijk van zijn bescheidenheid dat hij een interviewer gewoon in zijn woonkamer ontvangt. Hoe lang dat nog houdbaar is – voor een alles overweldigende roem hem, nu ja, overweldigt – is moeilijk te zeggen.

Ik kom aan in zijn appartementsgebouw. Buiten staan enkele bewoners te palaveren bij een sigaret. Ik bel aan en hoor vaagweg zijn stem brullen door een vervallen parlofonie: “…geduld aub…parlof…apot…annie…binnenlate…omnaarbeneden”. Waarmee hij kennelijk bedoelt dat de parlofonie niet goed meer werkt en dat hij naar beneden moet komen om me binnen te laten, want even later staat hij voor me in de inkomhal. Het is een indrukwekkende verschijning, in zijn onesie van Captain America. Hij is op blote voeten, want “mijn eega heeft opgeruimd voor jouw bezoek. Ik vond mijn sloefkes niet.”

In de lift naar boven, geeft hij al een kleine inkijk in zijn ziel. Hij woont op de derde verdieping, maar verkiest de lift boven de trap “om mijn krachten te bewaren voor wat ertoe doet: schrijven, regisseren en onder de douche mijn speech oefenen voor de in ontvangstneming van mijn tiende Tony Award. Of mijn derde Pullitzer, whichever comes first.” Of hij hier graag woont, vraag ik hem. “Zeker. Het is hier heel rustig. Op de occasionele ziekenwagen na, dan. Dat heb je nu eenmaal in een blok waar de gemiddelde leeftijd ‘overleden’ is.” Het belooft een speciaal gesprek te worden.

Hoe kwam je erbij om een eigen toneelstuk te schrijven?

Jens: “Het adagium luidt: ‘Zet genoeg apen achter een typemachine en ooit komt er een werk van Shakespeare uit’. Ik zie mezelf graag als zo’n aap. Banaan in de ene hand, uitwerpselen in de andere, en gaan. En waarom niet? De kans is groot dat het een grote flop wordt, maar ik ben een optimist: ik geloof dat ik de 0,1% ben die van zijn debuut een net-iets-meer-dan-onder-het-bovengemiddeld succes kan maken. Dromers doen immers de economie draaien. Het zijn wij die onze smartphone elke zes maanden vervangen uit de overtuiging dat ons leven daar beter van wordt. Wij zijn de echte helden. Dus waarom niet?”

Waar heb je je inspiratie gehaald? In je stuk gaat een café-gerant dood, het publiek mag helpen zoeken naar de moordenaar. Waan je jezelf de nieuwe Agatha Christie?

“Ik haal mijn inspiratie uit het alledaagse. Mensen gaan al eens graag op café, dus dat zit in het stuk. Ze drinken graag al eens een koffie terwijl ze zagen over de factuur van de belastingen, of over het nieuwe Gentse circulatieplan. Dus dat zit er ook in. In aangepaste vorm weliswaar. Allemaal overgoten met het heerlijke, cynische sausje dat een optimist in hart en nieren zo eigen is. Een nieuwe Agatha Christie zou ik mezelf niet noemen. Daarvoor zou mijn verhaal een clue of een pointe moeten hebben, en dat is er niet.”

Welke rol speelt je partner in het creatieve succes? Is zij een steunpilaar zonder dewelke je deze enorme onderneming nooit had kunnen volbrengen?

“Goh, dat hangt er natuurlijk vanaf wat je daaronder verstaat. Als je daarmee wil zeggen dat een schrijver zonder vers voedsel niet zou kunnen schrijven omdat hij sterft van de honger, en door het ‘dood zijn’ geen pen of computerklavier meer ter hand kan nemen, ja dan is dat een belangrijke rol natuurlijk. Al geloof ik dat ik, als ik lang genoeg achter het raam van de woonkamer in de zon zou zitten, ik spontaan aan fotosynthese zou gaan doen. Dus ja, het helpt dat ze mij in leven houdt, maar hoe zeker kan je daarvan zijn? Daarnaast speelt ze maar een kleine bijrol in het theaterstuk. Een belangrijke bijrol, maar toch een kleine. Het feit dat ze het overgrote deel geregisseerd heeft, is dan misschien net iets belangrijker. Maar goed, ze heeft zeker haar waarde.”

In enkele kleinere, regionale kranten wordt je stuk reeds vergeleken met het gevierde teksttheater van Tsjechov, vind je dat een groot compliment?

“Sorry, met wie? Spekkop? Nooit van gehoord. Een schrijver die zich bevond op de overgang naar het moderne theater? Geen idee. Vast weer zo’n liefhebber van deurenkomedies waarschijnlijk. Nee, dat is niet de Kunst – en schrijf dat maar op met een hoofdletter hé – die ik wil verspreiden. Mijn Werk – opnieuw met hoofdletter graag – is diepgaander dan dat. Ik maak het mezelf graag moeilijk. Daarom bevat mijn komedie slechts één(!) deur, veel moeilijker om alles doorheen te krijgen! Dat is al wat anders hé, dan die meneer Spekkop.”

Vergelijk jezelf eens met een van je personages.

“Ik maak me sterk dat er een vleugje van mezelf in ieder personage zit. Als de acteurs straks de bühne opgaan, zal dat zijn met de wetenschap dat ze mij tot leven brengen. Dat ze met mij aan het spelen zijn op de planken. Raf, de uitbater en sterver, is een beetje mezelf omdat ik ook al eens graag bier drink. En koffie. Nicole, de poetsvrouw, is dat dan weer omdat ik ook niet zo graag poets – dat klinkt tegenstrijdig voor een poetsvrouw, maar wie komt kijken, zal het begrijpen! Daarnaast herken ik mezelf heel goed in de inspecteur in dit stuk, omdat ik ook graag op het toilet zit. Opnieuw: kom kijken indien je het niet meteen kan vatten.”

We kenden je natuurlijk al vroeger dankzij enkele zeer gewaardeerde prestaties als acteur. Op welke rol ben je het meest trots?

“Voor mij begon het allemaal met ‘Pride and Prejudice’. Hij is te trots om zijn liefde aan haar te verklaren, zij is te bevooroordeeld om hetzelfde te doen. Het was mijn allereerste rol, wat het toch net iets specialer maakt. Uiteraard hielp het dat ik, als mens, zowel trots als bevooroordeeld ben, waardoor ik me perfect thuisvoelde in deze setting. Vorig jaar speelde ik bijvoorbeeld een nederig knielende hofmeester; een rol die ik eveneens met verve in de verf zette, maar eentje die veel verder verwijderd is van mijn werkelijke aard.”

Wanneer zal ‘Tot de dood ons scheidt’ voor jou een succes zijn?

“Als het mij prijzen wint en héél véél geld. En het mij roem brengt, en vele knappe vrouwen die aan mijn voeten liggen. En sponsors die mij op hun affiches willen zetten. En natuurlijk, belangrijkst van al: als het mij 1.000 volgers oplevert op Instagram, zodat ik ook daar mijn invloed kan gebruiken om te influencen. De gebruikelijke parameters dus.”

Tot de dood ons scheidt’ speelt op vrijdag 16 (20u30), zaterdag 17 (20u30) en zondag 18 (15u30) maart in Theater Cartouche. Tickets zijn beschikbaar via deze link of via www.theatercartouche.be. Het wordt zeker de moeite, en je doet er ons een groot plezier mee. Na elke voorstelling is een meet & greet mogelijk met de acteurs, regisseurs en de schrijver. Die laatste praat ook graag over jouw favoriete onderwerpen wanneer je hem een biertje in de hand duwt. Wil je, met andere woorden, eindelijk nog eens gepassioneerd kunnen discussiëren over je postzegelverzameling, kom dan zeker af. Tot dan!

De vleugels van Skepping

Op 12 & 13 maart ben ik te bewonderen op de planken. Met een toneelgezelschap dat een nieuwe dimensie toevoegt aan het begrip ‘prettig gestoord’, kan dat niet slecht zijn.

didi-gogo
Absurder dan ‘Wachten op Godot’ kon het niet worden. Tot Joke Matthias erbij haalde.

Wat krijg je als je een satireschrijver samenzet met een dromer, dromend van een droom? Voor de buitenwereld is het antwoord simpel: een serieus, satirisch stuk over sociale media, vleugels die maar niet gevonden worden en een modem die verstopt is. Voor de incrowd is de realiteit net iets absurder: een dromerig, van de pot gerukt stuk over Marc Coucke, maaltijdcheques, een hyperventilerende agent en dansfeestjes met K3.

Voor de inner circle is het dan ook nog steeds niet duidelijk waar het stuk over gaat. Gaat het over de agent die een sarcast blijkt, maar eigenlijk gewoon een beetje aandachts- en mediageil is? Gaat het over Saskia die een telefoon opneemt en zich voorstelt als Cynthia? Of gaat het over een iPhone die maar niet opgeladen geraakt? Misschien gaat het wel over het belang van je schoenen uitdoen als je bij iemand een bezoekje placeert.

Ik geef het toe, ik weet het allemaal niet meer. Ergens zit er nog een stuk in over een geflipte regisseur die 100 miljoen opdoet aan een koffie en een paar Jaguars, maar meer kan ik niet met zekerheid zeggen. Maar dat is het uitzicht van de binnenkant uit. Voor wie van buiten naar binnen kijkt, en daarbij niet gehinderd wordt door de figuren die de Skeppers zijn, zal ons aankomende toneelstuk waarschijnlijk heel wat begrijpbaarder zijn.

Er is daarom geen enkele reden waarom je niet zou komen kijken. Het is waar, dit blogbericht houdt geen steek en stuurt de aandachtige lezer ongetwijfeld de verkeerde kant op, zodat hij met totaal verkeerde verwachtingen afzakt naar het exotische Puurs, maar laat hem dat niet tegenhouden.

Op het podium van het leven zijn we immers allemaal komedianten. Het is daarbij belangrijk te onthouden dat we allemaal patatjes zijn.

Voor kaarten moet je hier zijn.